annex 4 – noot 254

La grande peur des bien-mangeants

Herman Craeybeckx, lid van de vredesbeweging, stuurde Ruyslinck in 1971 een plaquette met gedichten van Jean Dideral met de titel La grande peur des bien-mangeants.[1] Dit boekje met een 15-tal gedichten met als thema de honger in de wereld maakte diepe indruk op Ward. Hij gebruikte het titelgedicht van deze bundel voor zijn laatste bijdrage aan het tijdschrift Vrede in de rubriek ‘Op de uitkijk’.

De vrees der veelvraten

‘Ik heb naar mijn bescheiden gevoel hoegenaamd niets gemeen met duivelbanners en savonarola’s als pater Krekelberg[2] (what’s in a name?), wie het wat opluchting geeft stenen door de ruiten van seksboetieks te keilen, maar soms zou ik onze boekhandelaren toch wel om de oren willen slaan, als ik zie met wat voor consequente lucratieve bezetenheid zij de onbenullige producten van de consumptieliteratuur in hun etalages blijven opstapelen: van ‘Love Story’ tot de televisie-heren van Zichem van het boekje dat in Amerika ophef maakte tot de variaties-in-beeld die in Engeland verboden werden. Het verschijnsel stemt me onbehaaglijk, omdat ik van lectuur verwacht dat ze me verrukt of verbaast, verheft of vernedert, tot diepere of andere inzichten brengt of me gewoon maar doet nadenken. Maar de genoemde toppers en sellers, hebben geen andere eigenschap dan dat zij het winstsaldo van gehaaide uitgevers allerbatigst maken. Dit soort boeken en boekjes zijn zoals vele kwakjes slagroom op de welvaartstaat – ‘kak en rozijnen’ zou Herman Teirlinck hebben gezegd – en als zij mij aanzetten tot denken, dan is het alleszins tot een gedachtengang die niet zo vleiend is voor de ‘scheppers’ van die tonnen leesvoer en voor hun respectieve uitgevers, ‘les créatures de ces créateurs’ zoals Voltaire ze noemde. Af en toe stemt het verschijnsel me zelfs triest, bijvoorbeeld wanneer ik tot de vaststelling kom dat een bescheiden, maar hoogst lezenswaardig plaquetje als La grande peur des bien mangeants van Jean en Nicole Dideral geen enkele kans maakt in de etalages van boekenmolens’. […]

Ik ben de heer A.H.S. Craeybecks, de bekende en actieve vredesvriend uit Mortsel, zonder enig voorbehoud dankbaar voor zijn vriendelijke attentie mij dit boekje te hebben willen doorsturen. La grande peur des bien-mangeants (De grote vrees der veelvraten) heeft mij namelijk min of meer verzoend met de ‘kak en rozijnen’van Segale[3] tutti quanti. Het boekje kost niet meer dan 60 fr. en omvat slechts een 15-tal gedichten, maar voor die schrale bloemlezing geef ik gaarne alle veelgevraagde en opgehemelde musts en bestsellers van vorig jaar prijs, de memoires van Hildegard Knef incluis. […]

Per slot van rekening is er niets ontmoedigends in de gedachte dat Segal en Knef waarschijnlijk niet in staat zijn tot het schrijven van zulke poëzie, want als ze daartoe in staat zouden blijken te zijn, zou het resultaat van hun bezielde momenten geen ophef maken of misschien zelfs niet opgemerkt worden. Het licht staat helaas niet op de kandelaar en de lezende gemeenschap wordt blijkbaar alleen beroerd door gedachten en gevoelens, die de sluimer van haar geweten niet verstoren en haar illusies beveiligen door ‘literatuur die haar grande peur’ ontziet.

Want wat gebeurt er als de grote vrees van de veelvraten ontwaakt:

S’éveille la grande peur des bien-mangeants
Ils enferment la justice dans un palais
Ils emprisonnent la charité dans un temple
Ils internèrent la science dans une école
Ils ramassent les affamés sur les trottoirs …

Overigens:

Les hommes sont libres de mourir de faim
Mais pas sur le trottoir
Ce n’est pas beau à voir
À l’heure de l’apéritif
Du coupable actif ou passif
De n’importe quel continent

Nee, inderdaad, het is niet zo mooi om te zien, en misschien ook niet om te lezen. Bij De Heren van Zichem kunnen we tenminste onze gemoedsrust bewaren.’


N.B. In het archief van het Letterenhuis vond ik zijn vertaling, die hij in zijn artikel in Vrede niet had opgenomen:

De grote vrees der veelvraten ontwaakt
Zij sluiten de rechtvaardigheid op in een paleis
Zij zetten de liefdadigheid gevangen in een tempel
Zij interneren de wetenschap in een school
Zij verwijderen de hongerigen van de voetpaden …

De mensen zijn vrij om van honger te sterven
Maar niet op het voetpad;
Het is niet prettig om ernaar te kijken
Als de aperitief geschonken wordt
Voor de schuldigen, de actieve en de passieve
Om ’t even van welk continent


 [1] Jean Dideral (Alexandrië, 1906 – Parijs, 1996), een Joodse advocaat aan het Hof van beroep van Alexandrië, werd blind in 1948 en na de Suez-crisis in 1956 verbannen. Hij vestigde zich in Parijs en trouwde omstreeks 1960 met Nicole Guion (1921-1989), de dochter van een bankier. Volgens Ruyslinck ‘een treffend voorbeeld van menselijke solidariteit en coëxistentie: hij, Jean, is een blinde Jood, zijn vrouw een christen.’

[2] De 57-jarige jezuïtenpater E. Krekelberg uit Delft gooide op 2 augustus 1971 in de Brusselsestraat te Maastricht een steen door de ruit van een seksboetiek uit protest tegen de daar uitgestalde artikelen. Een actie die ook de kranten in Vlaanderen haalde.

[3] Love story van Erich Segal stond in die tijd op nummer 1 van de top 10 bestsellers.