Noten

1 Ward Ruyslinck, ‘Constant Permeke’. In: Van Ensor tot Permeke. Zestien Vlaamse schrijvers zien zestien Vlaamse schilders, samengesteld door Albert Smeets, Lannoo, Tielt-Utrecht, 1971.
2 Carlos Alleene, ‘Mijn boeken komen duidelijk bij het verkeerde publiek terecht’. In: Spectator, 28 maart 1981.
3 Jos de Man, ‘Ward Ruyslinck’s leven is een roman. De Vlaming Ward Ruyslinck (44) is een gevierd auteur bij Nederlandse middelbare scholieren en een van de populairste Nederlandstalige schrijvers achter het IJzeren Gordijn’. In: Haagse Post, 24 november 1973.
4 Wim Hazeu, ‘Waarom is Ruyslinck uit de tuin der letteren gestoten?’. In: Hervormd Nederland, 23 juni 1984.
5 NN, ‘Ward Ruyslinck: “Het geschenk dat ik dit jaar het liefst zou krijgen?… Een knipselplakboek, groot formaat!”’. In: De Antwerpse Post, 6 december 1978.
6 Emma Pankhurst, ‘Ward Ruyslinck: Iedereen is bang de non-stop-seks-trein te missen’. In: Zie Magazine, 29 augustus 1968.
7 Constantinus Leonardus Emmanuel De Belser, geboren in het Kempense Broechem op 14 december 1895 overleden op 5 september 1978.
8 Hij schreef in IJlings naar nergens op p. 187: ‘Het is op zijn minst vreemd dat mijn vader dertig jaar later, toen ik besloot om me voortaan te manifesteren als Ruyslinck (wat ‘afstammeling van Ruys’ zou betekenen), niet enig blijk van verwondering of verrassing heeft gegeven of zelfs maar een allusie op zijn voormalige werkgever heeft gemaakt.’
9 Clothildis Germana Maria Nauwelaers, geboren te Lier op 4 maart 1895 overleden te Mortsel op 18 november 1970.
10 Charles Nauwelaers (1863-1935) is als professionele fotograaf opgenomen in Directory of photographers in Belgium, 1839-1905, Volume 1 (p. 294) met twee kunstfoto’s en in Volume II: een foto van de Rechtestraat 39 uit 1901 en een van de Lisperstraat 50 beide te Lier. In het Letterenhuis zijn van zijn hand vier geschilderde portretten aanwezig: van zijn dochter Germaine, zijn schoonzoon Leo De Belser, en zijn kleinzoons Roland en Raymond.
11 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/102552 en /11095, gedownload op 15 augustus 2017.
12 In 1930 was het huisnummer 106, blijkens het adres van Leo De Belser op de abonnementskaart voor de (niet erkende) Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1930.
Op 8 december 1942 schreef Leo De Belser een brief aan Lode Baekelmans en noteerde als adres: Saffierstraat 199, Berchem.
13 Monique Janssens, Raymond De Belser alias Ward Ruyslinck. Leven en Werk. Licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1979, p. 1.
14 Het modehuis Leonhard Tietz aan de Melkmarkt in Antwerpen verkocht een strohoed met een zwart lint voor heren. In de Antwerpse volksmond werd deze ‘den titz’ genoemd.
15 Ruyslinck aan mij.
16 Voordat in de jaren zestig van de twintigste eeuw wegwerpluiers werden ontwikkeld, werd de ontlasting en urine van baby’s opgevangen in doeken. Natte luiers werden van oudsher veelal zonder uit te spoelen voor de open haard of vuurmand gedroogd.
17 Hij gebruikte het kwatrijn van Goethe in tal van voordrachten, waarin hij zichzelf voorstelt, zoals in Werk van nu, Manteau, Brussel-Den Haag, 1965, p. 51-53.
18 Goethe:
‘Vom Vater hab ich die Statur,
Des Lebens ernstes Führen,
Vom Mütterchen die Frohnatur
Und Lust zu fabulieren’.
19 Dorpje in de Kempen, nabij Broechem en Pulle, waar zijn vader vóór de oorlog tijdens vakanties een bungalow huurde (bij meneer Suykerbuyk).
20 In 1928 had Alexander Fleming een bacteriedodende stof ontdekt, die hij penicilline noemde. Pas tien jaar later werd de betekenis van deze ontdekking duidelijk en begon men aan de ontwikkeling van een medicijn. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog kon dit eerste antibioticum op beperkte schaal worden toegepast ter bestrijding van bacteriële infecties.
21 Bij ontbreken van antibiotica: een ‘chemokuur’ ter bestrijding van bacteriële ontstekingen.
22 In De Witte worden de kinder- en bengelstreken beschreven van Lewie Verheyden, een dorpsjongen uit Zichem. Ernest Claes (1885-1968) begon aan dit populaire Vlaamse jeugdboek in 1908 en voltooide het in 1920.
23 Leo De Belser vertelde dit op de vraag van Joos Florquin hoe hij – op latere leeftijd – ertoe was gekomen om zijn herinneringen aan zijn jeugd op papier te zetten. (Niet opgenomen in Joos Florquin, Ten huize van …, twaalfde reeks, maar gezien in het televisie-interview van Joos Florquin ‘Ten huize van Ward Ruyslinck’, in 1975 uitgezonden en op 10 december 2015 gedownload en bekeken <http://cobra.canvas.be/cm/cobra/videozone/archief/boek/1.1678505>.)
24 In Het ganzenbord (1974, pag. 37-48) en in Stille waters (1987, pag. 176-188) zijn de herinneringen aan het verblijf in het ziekenhuis gedetailleerd beschreven.
25 Interview Carlos Alleene, ‘Er worden momenteel meer ideologieën dan ideeën verkondigd’. In: Het Volk, 19 november 1987.
26 Voordracht Ward Ruyslinck, ‘Zelfportret van een satiricus, in een beslagen spiegel. Of: een introspectie in eigen beheer’. In: Heibel, 1968, jg. 4, nr. 5, p. 2-18.
27 Lieve Scheer, Röntgens van Ruyslinck, Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972, p. 14.
28 Lieve Scheer, Röntgens van Ruyslinck, Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972, p. 15.
29 Ward had de originele pentekening van Alfred Ost van zijn vader gekregen en hem op zijn werkkamer aan de wand gehangen, eerst in Mortsel en later in Pulle. Hij heeft de prent tot aan zijn dood bewaard.

30 Leo De Belser, ’t Dorpsratteken, Uitgeverij Claessens te Wommelgem, 1939. Afm.: 21×14 cm, -232p. Beschikbaar o.a. in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience te Antwerpen.
Een tweede uitgave verscheen, nadat H. Claessens zijn bedrijf tot uitgeverij “MIRA” had omgedoopt (in bezit van FdV). Leo De Belser had zijn exemplaar van de eerste druk geheel doorgewerkt en met pen tal van verbeteringen aangebracht. De drukker bracht het boek echter uit zonder tekstuele verbeteringen in een kleiner lettertype (-192p.).
31 De historie van de Stadsbibliotheek aan het Hendrik Conscienceplein begon in 1481 met een schenking van 41 boeken. In 2008 werd de naam van de bibliotheek omgedoopt in Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
32 Te zien op foto’s in de collectie van de Stad Antwerpen, Letterenhuis.

Raymond verkleed als soldaat op de foto met wachtmeester Mestdagh.

33 In 1946 zou Raymond voor het schoolblad Wij het opstel ‘Kosmische nevels’ schrijven.
34 In een interview van Willem M. Roggeman in1973 naar aanleiding van de aangekondigde verfilming van Golden Ophelia zei Ruyslinck: ‘In die beginperiode hing ik […] aan mijn katholiek verleden, mijn katholieke opvoeding, aan de zedelessen van de Mechelse catechismus, het gele boekje van de Paus dat op hetzelfde brainwashing-dogmatisme steunt als het rode boekje van Mao.’ Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim. Nijgh & Van Ditmar, Den Haag-Rotterdam, 1975.
35 Aarnout de Bruyne, Ward Ruyslinck, grote ontmoetingen, N.V. Desclée De Brouwer, Uitgevers, Brugge, 1977.
Op 28 april 1940 was zijn katholieke opvoeding zover voltooid dat Raymond in de Heilig Sacramentkerk aan de Pervijsestraat de Plechtige Communie mocht doen, waarna hij het sacrament van het Vormsel kreeg toegediend.
De onderpastoor bood ‘den Heer en Mevrouw De Belser zijn innige gelukwensen aan, alsook aan onzen braven Raymond, die de Zesde plaats veroverde in de Kapel.’
Van dit compliment voor het ‘kerkuiltje’, zoals zijn vader hem spottend noemde, waren de ouders niet onder de indruk.
36 In Stille waters is op pagina 166-167 dit voorval met zijn joodse klasgenootje gesitueerd tijdens de laatste schooldag in 1936, de dag dat hij longontsteking kreeg. In het niet gepubliceerde hoofdstuk 12 ‘Necrologie’ situeerde Ruyslinck dit voorval op de laatste schooldag van de lagere school in 1941. Toen hij besloot het twaalfde hoofdstuk te schrappen, wilde hij het voorval toch in Stille waters opnemen, want de vooruitziende blik van Mitka had een diepe indruk op Raymond gemaakt. Twintig jaar later hoorde hij dat Mitka in december 1941 samen met zijn ouders en zijn zus Esther was opgepakt en via Kazerne Dossin te Mechelen, het Belgische deportatiecentrum voor joden en zigeuners, op transport was gesteld naar het uitroeiingscentrum Auschwitz. Raymond kon bij het afscheid niet vermoeden dat Mitka zou worden vergast.
37 Cyriel de Baere (1884-1961) was een taal- en letterkundige, inspecteur voor het middelbaar onderwijs. In 1923 verscheen zijn Beknopte Nederlandsche Spraakkunst ten dienste van het middelbaar en het normaal onderwijs in Belgische scholen.
38 Ward Ruyslinck, ‘Hoe De Baere gecastigeerd werd’, overdruk uit onbekend tijdschrift, p. 301-304.
39 Anoniem krantenknipsel uit 1942, aangetroffen in het Letterenhuis, Antwerpen.
40 Herinnering verwerkt in Ruyslincks Stille waters, p. 251 e.v.
41 Pieter Serrien, Tranen over Mortsel. De laatste getuigen over het zwaarste bombardement ooit in België, Manteau, Antwerpen, 2013.

In dit aangrijpende boek is uitgebreid verslag gedaan van dit geallieerde bombardement en zijn tal van ooggetuigenverslagen van alle ellende tijdens en na het bombardement opgenomen.

42 Maria Nauwelaers, 31 jaar, André en Jean Hiernaux, resp. 6 en 3 jaar, woonplaats, Lint. (Pieter Serrien, Tranen over Mortsel, p. 404 en 407.)
43 Na de verhaaltjes ‘De lotgevallen van twee straathonden’ en ‘De Paaschdroom’ verscheen van Raymond De Belser ‘De gouden schijf’, ‘En dat was Karlientje’s moederkensdag’, ‘Laat ze zeggen tot ze zwart zien’ en ‘De herfstreis van de kleinen das’. In: Het Vlaamsche Land, resp. 14 maart, 4 april 1942, 31 juli, 21 augustus, 18 september en 13 november 1943. ‘Laat ze zeggen tot ze zwart zien’ werd herdrukt in: Manteaukrant, 28 oktober 1966 en De Nieuwe, 21 april 1967.
Annex 1: drie van de zes verhaaltjes in Het Vlaamsche Land.
44 Ruyslinck aan mij.
45 Deze foto, gemaakt in het park Rivierenhof in Deurne, was op een grote fototentoonstelling bekroond. Het was een zeer toepasselijk fotowerk, want Stijn Streuvels had zijn villa, gelegen op een heuveltje (de “kleitkop”) te Ingooigem ‘Het lijsternest’ gedoopt. Of Leo De Belser daarvan op de hoogte was, is niet duidelijk geworden.
46 Brief Ward Ruyslinck aan Stijn Streuvels (8 mei 1959).
47 Ward Ruyslinck, ‘Necrologie’, ongepubliceerd hoofdstuk 12 van Stille waters, 1986.
48 Lijst van inslagen op de site
<https://pieterserrien.be/boeken/elke-dag-angst/overzicht-v-inslagen-op-belgie/>
Voor de laatste maal gedownload op 23 maart 2020.
49 Pieter Serrien, Elke dag angst. De terreur van de V-bommen op België, Antwerpen, Horizon, 2016.
In dit boek vertelt Pieter Serrien aan de hand van tientallen getuigenissen het verhaal van de terreur van de V1- en V2-bommen die in Duitsland werden gefabriceerd, vanuit Nederland werden afgevuurd en onder meer op België vielen.
50 Herinneringen aan deze logeerpartij zijn beschreven in Ward Ruyslinck, Het ganzenbord, Manteau, 1974, p. 75-86.
51 Ruyslinck aan mij.
52 Carlos Alleene, ‘Er worden momenteel meer ideologieën dan ideeën verkondigd’. In: Het Volk, 19 november 1987.
Lieve Scheer, Röntgens van Ruyslinck, p. 63. Trudy Kegels had in werkelijkheid een andere naam.
53 In zijn essay gaat Raymond in op de betekenis van Vermeylen voor de Vlaamse jeugd. Hij heeft een bijeenkomst over Vermeylen bijgewoond en heeft De wandelende jood van hem gelezen. ‘Een werk dat uitmunt door zijn wondere plastische beeldspraak en eigenaardige grondkleuren, die in veel opzichten parallel lopen met de kleurenwerking uit de schilderijen van de gekende, zestiende-eeuwse Vlaamse schilder Breughel.’
August Vermeylen (1872-1945) was een Vlaams schrijver, kunsthistoricus en politicus met een grote invloed op het culturele leven in Vlaanderen. Hij verdedigde de visie dat de toekomst van Vlaanderen in Europees verband gezien moet worden en gebouwd moet zijn op culturele en economische krachten. Dit standpunt is kernachtig samengevat in de laatste zinnen van zijn essay Vlaamsche en Europeesche Beweging (1900): ‘Om iets te zijn moeten we Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden.’
Van 1970 tot 1986 zou Ward Ruyslinck zevenmaal een lezing houden voor het Vermeylenfonds.
54 A. De Belser, Bijdrage tot de Geschiedenis van Broechem, Heemkundige Kring Broecheem, 1963.
55 Zijn verhalen, boekjes en ‘tijdschriftjes’ van vóór 5 april 1943 waren allemaal bij het Amerikaanse bombardement op Mortsel verloren gegaan. Vaargeulen zou hij pas na 1947 weggooien. Naderhand heeft hij doen geloven dat deze roman uit 1944 met het andere werk uit zijn kindertijd bij het bombardement was vernietigd.
56 Dirk de Geest, Gij zijt allemaal welgekomen! Basiel de Craene en de Vlaamse Poëziedagen, Poëziecentrum, Gent / Letterenhuis, Antwerpen, 2017, p. 361 e.v.
57 Monique Janssens, Raymond De Belser alias Ward Ruyslinck. Leven en Werk. Licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1979, p. 11.
58 Volledige naam: Alice Joséphine Edmond Burm, geboren op 8 juni 1929 te Antwerpen, overleden te Pulle op 29 september 1990.
59 Volledige namen: Henricus Leo Burm en Anna Catherina Cuypers
60 Verklaring van het diploma van het Koninklijk Atheneum Berchem behaald op 22 juni 1948.

61 In augustus 1947 verhuisde de familie De Belser van de Guido Gezellelaan 39 naar de Krijgsbaan 172 te Oude God.
Voor de wijzigingen van huisnummers en straatnaam zie: Annex 14 bij noot 665.
62 Roland vervlaamst tot Roeland, zoals hij ook zijn eigen naam vervlaamste tot Karel Reimond.
63 Lieve Scheer, Röntgens van Ruyslinck, Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972, p. 158.
64 De Belser woonde aan de Ottogracht, genoemd naar keizer Otto. Voor zijn toneelstuk Het ordalium werd Ruyslinck geïnspireerd door het tweeluik ‘De gerechtigheid van keizer Otto’ van Dirk Bouts (waarschijnlijk Haarlem, ca. 1410 – Leuven, 6 mei 1475).
Annex 2: beschrijving tweeluik van Dirk Bouts.
65 Ruyslinck aan mij in veelvuldige gesprekken over de dood van zijn broer.
66 Ward Ruyslinck, ‘Een jeugdbrief van Karel van de Woestijne’. In: Nieuwe Stemmen, 1949. (Bespreking van een brief aan een vriend, gevonden bij zijn huisbaas in Gent, over een uitvoering van het Weihnachtsoratorium.)
67 Opgave uit het archief van UGent.
68 Tv-opname van Joos Florquin, ‘Ten huize van Ward Ruyslinck’, op 10 maart en 7 april 1975 uitgezonden; programma op 10 december 2015 gedownload: <http://cobra.canvas.be/cm/cobra/videozone/archief/boek/1.1678505>.
69 Dirk de Geest, Gij zijt allemaal welgekomen! Basiel de Craene en de Vlaamse Poëziedagen, Poëziecentrum. Gent / Letterenhuis, Antwerpen, 2017, p. 500.
70 Ruyslinck aan mij.
71 Het ganzenbord, p. 113-124.
72 Anders dan in Nederland heeft de aanduiding ‘christelijke’ in Vlaanderen de betekenis van ‘katholieke’.
73 Het ganzenbord, p. 139-165.
74 Stencilen was in de vorige eeuw het vermenigvuldigen van een tekst of afbeelding met behulp van een stencilmachine. Deze techniek is na 1980 verdrongen door fotokopiëren en printen.
75 De uilen van Minerva, p. 35 e.v.
76 Ward Ruyslinck, De citer van Tijl, ‘Uitgave De galerij der jongeren’, Nederokkerzeel, 1951. Afm.: 24.50 x 16 (geniet). -14p.
Colofon: De Citer van Tijl is nummer 11 in de reeks «De Galerij der Jongeren», verschijnend onder de auspiciën der A.K.K., onder de redactie van Marcel Polfliet.
77 M. Polfliet aan Ruyslinck, d.d. 20 maart 1951.
78 Toen UPB-activiteiten vanaf 1948 werden voortgezet onder de naam Esso, waren de voorgedrukte UPB-blocnotes onbruikbaar. Leo De Belser liet de formulieren klein snijden en nam die mee naar huis. Op de achterkant van dit papier kon zijn zoon zonder papierkosten gedichten en verhalen schrijven.

79 J. Bus, ‘Ward Ruyslinck. De citer van Tijl. In: Boekengids, juli-augustus 1951.
Sirius, over De citer van Tijl. In: De Standaard, (datum knipsel onbekend).
Pieter G. Buckinx, ‘De citer van Tijl door Ward Ruyslinck’. In: De Periscoop, jrg. 2, nr. 1, 1 november 1951.
80 Profje, over De citer van Tijl. In: ’t Pallieterke, 9 augustus 1951.
81 W. Ruyslinck, ‘Powezie’. In: ’t Pallieterke, 23 augustus 1951.
82 Ward Ruyslinck, ‘Van poëzie naar proza’, ‘Oorzaken van een desertie’. In: Elseviers weekblad, 16 april 1960.
83 Joos Florquin, Ten huize van …. twaalfde reeks, Davidsfonds, Leuven, 1976, p. 178.
84 W. Putman aan W. Ruyslinck, 2 mei 1951 (brief collectie Letterenhuis).
85 De Koningskwestie is het politieke conflict in België over de rol van Koning Leopold III bij de capitulatie van het Belgische leger, zijn houding ten opzichte van de bezetter in de Tweede Wereldoorlog en over het al dan niet terugkeren als koning van België.
Toen Leopold III in juli 1950 uit ballingschap terug in het land kwam, braken er in Vlaanderen en Wallonië betogingen en stakingen uit, waarbij het leger werd ingezet om de rellen te bestrijden. Politiek overleg resulteerde in de abdicatie van Leopold en de overdracht van de Koninklijke bevoegdheden aan kroonprins Boudewijn.
86 Pas in 1964 nam het Belgisch parlement een wet aan die gewetensbezwaren tegen de verplichte militaire dienst – met burgerdienst als alternatief – een wettelijke basis gaf.
87 Joos Florquin, Ten huize van …, twaalfde reeks, Davidsfonds, Leuven, 1976, p. 179.
88 Monique Janssens, Raymond De Belser alias Ward Ruyslinck. Leven en Werk. Licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1979, p. 17.
89 (ds), ‘Ruyslinck en leger’. In: De Standaard, 2 augustus 1964.
90 Een lyra is een metallofoon, gelijkend op de xylofoon maar heeft geen houten maar metalen klankstaven overeenkomstig de witte en zwarte toetsen op de piano.
De lyra wordt gebruikt bij marcherende korpsen, waarbij de lyra – in een draagriem – door de bespeler zelf rechtop wordt gehouden.
De lyra heeft een hoge, doordringende, tinkelende toon en is in de 19e eeuw omschreven als een militair muziekinstrument.
91 Ward Ruyslinck, Het huis onder de beuken, ‘Uitgave De galerij der jongeren’, Nederokkerzeel, 1952. (nr. 24, in de reeks, -16p, afm.: 24,5 x 16 cm.).
J. Bus pr., ‘Het huis onder de beuken’. In: Boekengids, juni 1952.
Karel Jonckheere, ‘Kroniek van de poëzie. Herwaarts van het woord’. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 7p. 940-941, 1953.
Urbain van de Voorde, ‘Het huis onder de beuken’. In: De Standaard, 31 januari 1953.
92 In zijn nalatenschap trof ik een exemplaar aan, waarin deze laatste regel met de inkt van zijn handtekening was doorgehaald.
93 Monique Janssens, Raymond De Belser alias Ward Ruyslinck. Leven en Werk. Licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1979, p. 17.
94 Ward Ruyslinck, Pieter Aerts, het getemperd staal, De galerij, 1952, ‘nr. 28 der Galerijreeks, verschijnend onder auspiciën der A.K.K., onder de redactie van Marcel Polfliet’. (‘De galerij’ had inmiddels het predicaat ‘der jongeren’ verloren.)
95 Ward Ruyslinck, De uilen van Minerva, Manteau Antwerpen, 1985, p. 16-17.
96 Fanaal: vuurtoren, kunstlicht, vuurbaak; (mil.) vuur-, rooksignaal. Het woord ‘fanaal’ is in de Dikke Van Dale opgenomen in de vierde druk van 1898. Het heeft in het woordenboek gestaan tot en met de tiende druk van 1976. Begin jaren tachtig is het woord geschrapt. Vermoedelijk omdat het woord te weinig voorkomt in hedendaagse Nederlandse bronnen. (Hans de Groot, redacteur Van Dale Uitgevers aan mij, 27 januari 2018)
97 Monique Janssens, Raymond De Belser alias Ward Ruyslinck. Leven en Werk. Licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1979, p. 20.

De trouwkaart en trouwfoto tonen ook geen hartelijkheid.

In de opwinding voor de bruiloft is de typefout in het adres op de trouwkaart (Krijsbaan i.p.v. Krijgsbaan) over het hoofd gezien.

98 Ward Ruyslinck, De essentie van het zwijgen, 1953. Reeks: Galerij-reeks. – Evere; vol. 48, -14p. Afm.: 21.50 x 13.80 (geniet). Uitgever-reeksleider: Marcel Polfliet, C. Permekelaan 33, Evere.
Opdracht: ‘Niet opgedragen aan mijn vrouw om met de traditie te breken.’
99 Hoewel koning Leopold III in 1951 afstand van de troon had gedaan, behield hij de titel van koning en bleef hij vooralsnog wonen op het kasteel van Laken. Hij hield zich – met toestemming van koning Boudewijn – bezig met diverse zaken, waaronder herstel van oorlogsschade.
100 Frank van den Wijngaert was van 1945 tot 1959 conservator van het Prentenkabinet. In 1952 werd het Prentenkabinet administratief verbonden met het Museum Plantin-Moretus en kwam het feitelijk onder leiding van Leon Voet.
101 Prof. dr. H.D.L. Vervliet aan mij (op 12 april 2016 te Wilrijk, Antwerpen).
102 R. De Belser, ‘Christoffel Plantin herleeft: Na de Poppenschouwburg ook het Witte doek’. In: Sodipa, januari 1954, p. 11-13.
Sodipa staat voor Sociale Dienst Personeel Antwerpen; deze dienst verzorgde in de vorige eeuw ook het personeelsblad Sodipa. Thans is het maandblad vervangen door een digitaal kanaal dat door de ca. 11.000 medewerkers van de stad (automatisch lid van de personeelsvereniging SODI+) kan worden geraadpleegd.
103 R. De Belser, ‘Bibliographic Organization. Papers presented before the 15th Annual Conference of the Graduate Library School, July 24-29, 1950’ en
‘H. Dubois d’Enghien: La reliure en Belgique au dix-neuvième siècle’. Beide artikelen in: De Gulden Passer, driemaandelijksch bulletijn van de vereniging der Antwerpsche Bibliophielen, Antwerpen, 1955, jrg. 33, nr. 1 en 2, p. 133-134, resp. p. 136-137.
104 Ruyslinck aan mij.
105 Raymond De Belser, Catalogus van de verzameling Max Horn in het Museum Plantin-Moretus met bibliografische aantekeningen, Stedelijke Technische Leergangen voor Bibliotheekwezen, Antwerpen, 1956.
106 Elseviers encyclopedie van de Kunst, samengesteld door dra. F.B. de Vries, Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1964. Nergens in de uitgave worden namen van medewerkers genoemd.
107 Brief van H.D.L Vervliet aan de Heer Stadssecretaris ten Stadhuize van 8 augustus 1967.
108 Verhalen die in Sodipa werden geplaatst: ‘De madonna aan de kust’ (november 1954), ‘De museumrat’ (januari 1956), ‘De Pedagoog en de ideale Vader’ (april 1956), ‘De Leek op de Kansel’ (november 1956), ‘De bomtrechter’ (juni 1957) en ‘De petitie’ (1961).
Annex 3: het verhaal ‘De madonna aan de kust’.
109 Ruyslinck aan mij.
110 Merkwaardigerwijs stond op het geboortekaartje niet:
Raymond en Alice De Belser-Burm
of
De heer en mevrouw De Belser-Burm’
maar:
Raymond en Mw DE BELSER-BURM.
Misschien was dat toen in Vlaanderen gebruikelijk.
111 W. Ruyslinck, Fanaal in de mist. Het epos van een paria, Die Poorte, Antwerpen, 1956.
Colofon: “Fanaal in de mist” werd in januari 1956 gezet uit de Baskerville en gedrukt op de persen van de Drukkerij Die Poorte te Antwerpen. De oplage bedraagt 220 exemplaren, genummerd van 1 tot 220.
112 Ward Ruyslinck, ‘Het waaklicht’ met als ondertitel een citaat van Rainer Maria Rilke ‘O Herr, gib jeden seinen eignen Tod’. In: Dietsche Warande & Belfort, 1957, nr. 8.
Het verhaal werd in 1961 door André Demedts opgenomen in zijn bloemlezing Moderne Vlaamse verhalen, Het Spectrum, Prisma-boeken, Utrecht-Antwerpen, p. 185-207.
113 Jan Walravens, Vijfde kolom, jong Vlaams proza, Uitgeversmij A. Manteau N.V., Brussel,1957. Afm.: 19.25×10.50 (paperback). Ward Ruyslinck, ‘Geluiden’, p. 66-77.
Bij het voorstellen van de zes jonge schrijvers met foto werd de uitgifte van De ontaarde slapers door Manteau aangekondigd.
114 Ward Ruyslinck, De ontaarde slapers, Brussel: Uitgeversmij A. Manteau, Brussel, 1957. -127p., Afm.: 19 x 12 (gebonden – stofomslag). Colofon: De ontaarde slapers door Ward Ruyslinck werd in het voorjaar van 1957 gedrukt op de persen van Boek- en Kunstdrukkerij v/h Mouton & Cie te Den Haag in opdracht van A. Manteau N.V. te Brussel. In latere edities reeks: Marnix pocket. – vol. 26, vervolgens GMP 144.
115 Remi Van de Moortel, ‘De besloten Wereld van twee kleine Mensen’. In: De Landwacht, 21 juli 1957.
116 M.P., De ontaarde slapers. In: Parochiebladen, 25 augustus 1957.
117 Jan Greshoff, ‘Een boedelstaat van alle denkbare ellende’. In: Het Vaderland, 17 augustus 1957.
118 De Bijloke was sinds de 13e eeuw tot 1983 een hospitaal te Gent. Thans bevindt zich hier de Bijlokesite, een plek voor cultuur, kunst en onderwijs.
119 Brief Ward Ruyslinck aan Jan Greshoff, d.d. 22 augustus 1957, in archief van het Literatuurmuseum, Den Haag.
120 Clara Eggink, ‘Een zoeklicht op de boekenmarkt. De ontaarde slapers’. In: Leidsch Dagblad, 25 mei 1957.
121 Hubert Lampo, ‘Gunstig vooringenomen zonder te lezen’. In: Volksgazet, 25 april 1957.
Maurice Roelants, ‘Nieuw Vlaams proza: Ward Ruyslinck’s verrassing’. In: Elsevier Weekblad, 6 mei 1957.
C.J.E. Dinaux, ‘Vlaamse prozaschrijvers – Een bloemlezing en een roman’. In: Haarlems Dagblad, 17 mei 1957.
Remi van de Moortel, Kroniek van het Proza ‘De besloten Wereld van twee kleine Mensen: De ontaarde slapers’. In: De Landwacht, 21 juli 1957.
Albert Westerlinck, ‘Vlaams proza. Twee opmerkelijke debuten’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 102, oktober 1957.
Willem Brandt, ‘Ward Ruyslinck: De ontaarde slapers’, in: Deventer Dagblad, 21 augustus 1965.
122 M. Beinema, ‘Nieuw Vlaams Proza: Vlucht voor het leven’. In: Nieuwe Leidsche Courant, 3 augustus 1957.
123 Kees Fens, ‘Hoop op het grote avontuur. Roman na roman’. In: De Linie, 20 juli 1957.
124 Jan Spierdijk, ‘Ontroerende novelle van Ward Ruyslinck. Groot talent’. In: De Telegraaf, 29 september 1962.
125 Jan Walravens, ‘Vlaamse nieuwelingen en een nieuwe roman van Maurice D’Haese’. In: Algemeen Handelsblad, 22 juni 1957.
Geraadpleegd op Delpher op 30 juni 2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000037903:mpeg21:a0216
126 In Het literair pseudoniemen boek van Wim Hazeu komt het pseudoniem Barnt Rouislink – terecht – niet voor.
Evenmin kan Vard Reŭslink als pseudoniem van Raymond De Belser voor zijn Russische boeken worden aangemerkt.
127 www.schrijversinfo.nl/ruyslinckward.html,
www.geocities.ws/matsbeek/ruyslinckward.html,
https://seniorplaza.nl/jaren50_literatuur/
128 Mya Maas, ‘Belgen maken indruk in Maaslandcentrum’. In: Limburgs Dagblad, 6 december 1994
129 Ward Ruyslinck, Wierook en tranen, Manteau, Brussel, 1958. -128p. Reeks: Ad Multos. -vol.: 2. Afm.: 19 x 11.50 (gebonden – stofomslag). 2de druk: in de reeks Marnix pocket. -vol. 1, latere drukken als GMP 143.
Opdracht ‘Voor pa en ma’
In 2003 uitgave van Het laatste Nieuws onder licentie van Standaard Uitgeverij nv. -125p. Afm.: 20 x 11.50 (gebonden – stofomslag).
130 W. Wagener, ‘Europees niveau in Vlaamse letteren: Wierook en tranen van Ward Ruyslinck’. In: Rotterdams Nieuwsblad, 6 december 1958.
M. Beinen, ‘De zuiverende tijd’. In: Nieuwe Leidsche Courant, 7 februari 1959.
C.J.E. Dinaux, ‘Integrerend realisme in een kleine roman van Ward Ruyslinck’. In: Haarlems Dagblad, 21 maart 1959.
Jan Spierdijk, ‘Ontaarde slapers en Wierook en tranen. Ward Ruyslinck: nieuwe belofte voor Vlaams proza’. In: De Telegraaf, 9 april 1959.
J. Greshoff. ‘Geslaagd schrijverschap in Wierook en tranen’. In: Het Vaderland, 18 april 1959.
Lieve Scheer, ‘Proza van Ward Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 104, nr. 5. 1959.
Raymond Brulez, ‘Vlaamse novellenschrijvers Jos Vandeloo en Ward Ruyslinck’. In: Hel Laatste Nieuws, 18 juni 1959.
K. de B., ‘Ward Ruyslinck Wierook en Tranen’ In: Gereformeerd Gezinsblad, 11 januari 1965.
H. Westerink, ‘Wierook en tranen’. In: Nederlands Dagblad, 26 januari 1970.
131 De ‘Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen’ (VBVB) werd opgericht in 1929; in 2001 veranderde de vereniging haar naam in ‘Boek.be’.
132 L.G. Weldering, Ward Ruyslinck, Wierook en tranen, Nederlandse Keur, serie auteurs- en boekbesprekingen voor het voortgezet onderwijs, nr. 60, Purmerend, J. Muusses, 1967, -32 p.
Leo E. De Meulenaer, kennismaken met… Ward Ruyslinck (Wierook en tranen), Paris Manteau, Amsterdam, 1970. -46 p.Jan Emiel Daele, Omtrent Wierook en tranen, handleiding bij de lectuur van Ward Ruyslinck, Manteau, 1975, – 48 p.Bert Peene, Ward Ruyslinck, Wierook en tranen, Walvaboek, Laren (Gld.), 1993, -17p.
133 Lieve Scheer, kennismaken met… Ward Ruyslinck (De ontaarde slapers), Paris-Manteau, Amsterdam, 1967, -32p.
Frans Heymans, Ward Ruyslinck, De pogrom. De stemmer. De sneeuwbui, met commentaar en aantekeningen, Boekengilde De Clauwaert in de reeks Caleidoscoop der Nederlandse Letteren, Leuven, 1971, -104p.
Jan Emiel Daele, Omtrent De ontaarde slapers van Ward Ruyslinck, Manteau, 1976, -32p.
Jan Uyttendaele, Omtrent Het reservaat van Ward Ruyslinck, Manteau, 1977, -69p.
Jos Borré, Omtrent De stille zomer van Ward Ruyslinck, Manteau, 1979, -52p.
Aarnout de Bruyne, Ward Ruyslinck, Het reservaat, Walva-boek, Apeldoorn, 1984, -38p.
134 ‘Uitgevers en boekhandelaars op de korrel’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1959, jrg 13, nr. 2, p. 221-224.
135 Kevin Absillis, gedownload op 24 september 2018: <http://www.lpbooncentrum.be/manteau/fondslijst/voorwoord.pdf>.
136 Uit zijn lezing ‘Men experimenteert met zaaibloemen, maar niet met een artistiek gevoel’. Voordracht met voorlezing van o.a. ‘De pogrom’, 1959.
137 Ward Ruyslinck, ‘Het Plantijnse Huis, tempel der boekdrukkunst’. In: Limburgs Dagblad, 21 november 1964.
Dichtregels van Lucebert uit de bundel apocrief/de analphabetische naam, Uitgeverij de Bezige Bij, Amsterdam, 1952.
138 Ward Ruyslinck, De madonna met de buil, Uitgeversmaatschappij A. Manteau nv, Brussel-Den Haag, 1959 Afm.: 12×19,5 cm. -120p. Serie Ad Multos nummer 8.
Opdracht: ‘Voor Alice en Christje’.
139 C.J.E. Dinaux, ‘Ward Ruyslinck en de kunst van het “atmosferische” woord’. In: Haarlems Dagblad, 28 november 1959.
Hubert Lampo. ‘Zonder slag om de arm’. In: De Volksgazet, 3 december 1959.
NN, ‘Een meesterlijke novelle’. In: krantenknipsel over ‘De overspeligen in het koningsgraf’.
Hans Roest, ‘Nieuwe verrassing uit Vlaanderen. Zes prachtige novellen van Ward Ruyslinck’. In: Delfts Katholiek Dagblad, 15 januari 1960.
Wh., ‘Prachtig romandebuut van Chris Yperman. Opmerkelijke novellen van Ward Ruyslinck’. In: Delftsche Courant, 6 februari 1960.
Kees Fens, ‘Het tijdeloze in verhalen van Ward Ruyslinck’, In: De Linie, 13 februari 1960.
R. Boltendal, ‘Boeken van vier Vlamingen’. In: Friese Koerier, 21 januari 1961.
Willem v.d. Velden, ‘Wandeling door de maandbladen’. In: De Stem, 29 april 1961.
Hans Werkman, ‘De madonna met de buil’. In: Nederlands Dagblad, 23 juli 1977.
140 In 2019 werd de naam van de negenenzestigste laureaat in de voet van het zilveren kunstobject gegrift.
(zie afbeelding wardruyslinck.nl/prijzen-en-onderscheidingen/ 1960.)
141 Herman Teirlinck, Gerard Walschap, Ward Ruyslinck, Hubert Lampo, Ivo Michiels en Karel Jonckheere, ‘De Arkprijs 1960’. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 14e jaargang, 1960/1961, nr.2, p. 224-236.
NN, ‘Sodipa-leden maken een goede beurt: collega Raymond De Belser werd als Ward Ruyslinck gehuldigd als tiende arklaureaat’. In: Sodipa, juli 1960,
Piet Sterckx, ‘De tiende Ark-prijs voor de Antwerpenaar Ward Ruyslinck’. In: De Nieuwe Gazet, 13 juni 1960.
142 Derde aflevering van PAPYRUS. (27 apr 1989 02:00 , RVU)
Serie van drie programma’s waarin antwoord wordt gegeven op vragen die worden opgeroepen door een roman uit de wereldliteratuur. In deze aflevering wordt naar aanleiding van de roman De madonna met de buil van Ward Ruyslinck getracht antwoord te geven op de vraag of er nog wonderen bestaan.
Bron: http://in.beeldengeluid.nl/collectie/details/expressie/132152/false/true
143 Het enige massale en openlijke protest tegen de jodenvervolging in bezet West-Europa was de Februaristaking naar aanleiding van de eerste razzia’s in Amsterdam. Deze staking op 25 en 26 februari 1941 in Amsterdam, de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Hilversum en Utrecht heeft niet het gewenste resultaat gehad.
De jodenvervolging in Bulgarije is wel gesaboteerd, doordat burgers uit protest zelf jodensterren gingen maken en deze ook massaal droegen.
144 Ward Ruyslinck, ‘Van poëzie naar proza. Oorzaken van een desertie’. In: Elseviers Weekblad, 16 april 1960.
145 Zie onder andere II Kon. 16:3, 21:6 en 23:10.
146 Zie Jer.19:7
147 Ward Ruyslinck, Het dal van Hinnom, Manteau, 1961. -399p. Afm.: 20.50 x 13 (gebonden – stofomslag). Latere drukken in de reeks: Marnix pocket. -vol. 19.
148 krates: mismaakt persoon, genoemd naar de Griekse filosoof, die door een ongeluk een verlamming aan het onderlijf opliep. Krates is de hoofdpersoon in het verhaal ‘Crates en Hipparchia’ van Jacob Cats.
149 J.W., ‘Het dal van Hinnom’. In: Het Parool, 2 december 1961.
W.S., ‘Het dal van Hinnom’. In: Nieuwe Leidsche Courant, 9 december 1961.
Paul de Wispelaere. ‘Het dal van Hinnom’. In: Het Perzisch tapijt. Amsterdam: De Bezige Bij, 1966, p. 174-182. Eerder in: In: De Vlaamse Gids, jrg. 45, nr. 12, december 1961, p. 850-852.
Maurice Roelants, ‘Hoe lelijker hoe mooier. Doffe ellende in nieuwe roman van Ruyslinck’. In: Elsevier, 16 december 1961.
Lieve Scheer, ‘Dossier tegen de “God van de wormen”, bij een aangrijpend boek van Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 107, nr. 8, p. 587-605, 1962.
J.J.D. Rijk, ‘Zwelgen in de ellende’. In: Hollands Maandblad, jrg. 4, 1962-1963.
Paul Haimon, ‘Het dal van Hinnom. Ward Ruyslinck: groot talent en natuurlijk pessimist’. In: Limburgs dagblad, 13 januari 1962.
Wim Hazeu, ‘Ward Ruyslinck: auteur met weergaloze vaardigheid. In Het dal van Hinnom keert het thema van de zinloosheid telkens terug’. In: Delftsche Courant, 24 februari 1962.
R., Het boek van de maand, ‘Kanttekeningen bij Ward Ruyslinck’s jongste roman Het dal van Hinnom’. In: De Periscoop, april 1962.
NN, ‘Korte commentaren: De honden blaffen, de karavaan trekt voorbij!’. In: De Volksgazet, 15 februari 1962.
E. Rinchout (sic), ‘Ruyslinck op de wip tussen experiment en traditie: structurele aspecten van Het dal van Hinnom’. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, jrg. 20 nr.1, 1978.
150 Jan Greshoff, ‘Het dal van Hinnom. Roman met bewonderenswaardige partijen doch met neiging tot overdrijven’. In: Het Vaderland, 7 april 1962.
151 Gerard Knuvelder, ‘De schrijver is geen dictafoon’. in De Tijd-De Maasbode, 17 februari 1962.
Knuvelder – auteur van het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, Malmberg, Den Bosch, 1948-1953 – was in het interbellum een van de belangrijke figuren in de katholieke herstelbeweging, de conservatieve, antidemocratische beweging in de Nederlandse Katholieke Kerk. Hij schreef vanuit een streng katholieke en zeer rechtse overtuiging.
152 Paul Hardy, ‘Vlaamse romans’. In: Boekengids, jrg.40, nr. 1.
In een gesprek met Willem M. Roggeman zei Ruyslinck: ‘Paul Hardy is trouwens, ondanks zijn dogmatische uitgangspunten en binnen zijn ideologische beperkingen, een eerlijk en objectief man.’ (Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim 1, Nijgh & Van Ditmar, 1975, p. 207)
153 Later opgenomen in de bundel: Paul de Wispelaere, Het Perzisch tapijt, De Bezige Bij, Amsterdam, 1966, ‘Het dal van Hinnom’ p. 174-182.
154 Ward Ruyslinck, De stille zomer Manteau, 1962. -173p. Reeks: Ad Multos. – vol 19. Afm.: 19 x 13 (gebonden – stofomslag). Latere drukken in de reeks: Marnix pocket 23 (MP23). Afm.: 18 x 10.50 (pocket).
Opdracht: ‘Aan mijn goede vriend Bart Sereyns, de gedienstige voorproever’
Vanaf de derde druk verschijnt de novelle als afzonderlijke uitgave.
155 In 1960 gold voor ansichtkaarten met maximaal 5 woorden buiten de naam en adresgegevens een lager posttarief: de halve prijs van de briefkaart met uitgebreide tekst.
156 Een jettatore is iemand met het boze oog, iemand die ongeluk brengt.
157 B.F. Van Vlierden, ‘De stille zomer’ door Ward Ruyslinck’. In Streven, jrg. 16, februari 1963, p. 453.
158 Hubert Lampo. ‘De tweede weg’. In: De Volksgazet, 29 november 1962.
Jan Spierdijk, ‘Ward Ruyslinck en Jos Vandeloo reageren op de wereld van vandaag. Interessante visie van Vlamingen’. In: De Telegraaf, 20 december 1962.
Lieve Scheer, ‘Verhalen van Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 108, nr. 5, p. 372-376, 1963.
L.Th. Lehmann, ‘Van De stille zomer tot Een dagje aan het strand’. In: Vrij Nederland, 19 januari 1963.
Kees Fens, ‘De kracht van vertellers. Verhalen van Ruyslinck, een roman van Carlier’. In: De Tijd-Maasbode, 26 januari 1963.
B.F. Van Vlierden, ‘De wereld st… De stille zomer door Ward Ruyslinck’. In: Streven, maandblad voor geestesleven en cultuur, jrg. 16, p. 450-454, februari 1963.
Willem M. Roggeman, ‘Nieuwe verhalen van Ward Ruyslinck De stille zomer’. In: Het Laatste Nieuws, 3 februari 1963.
Wh., ‘Ruyslinck en Vandeloo: nog geen meesterwerken. “Op zoek naar de verloren mens”’. In: Delftsche Courant, 21 februari 1963.
J. Greshoff. ‘Vertellingen van Ward Ruyslinck. Vele letterkundige deugden doch gebrek aan eenvoud’. In: Het Vaderland, 16 maart 1963.
G.W.H., ‘Nieuw Vlaams proza’. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 30 maart 1963.
NN, ‘Lust in lusteloosheid. Sterke korte verhalen van Ward Ruyslinck’. In: Limburgs Dagblad, 21 augustus 1963.
Eric van der Steen, ‘Vlamingen met fantasie’. In: Het Parool, 2 mei 1964.
E. Rinckhout, ‘Vooroorlogse kwaliteit: structurele aspecten van Ruyslincks De stille zomer’. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, jrg. 20 nr.2, 1978.
159 Willy Spillebeen, ‘Kulturele kroniek. Prijs van de Vlaamse lezer 1964 voor Ward Ruyslinck’. In: Ons Erfdeel, jrg. 8, 1965, nr. 3.
160 Ward Ruyslinck, De stille zomer, Vlaamse Bibliotheek – 24, Houtekiet, Antwerpen-Amsterdam, 2002, -93p. Afm.: 21 x 13 (gebonden).
Voor deze uitgave werd gebruik gemaakt van de twaalfde druk uit 1988, de laatste door de auteur geautoriseerde druk; de spelling werd, waar nodig, aangepast.
Joris Gerits schreef in deze uitgave een nawoord onder de titel ‘Over Ward Ruyslinck’ onderverdeeld in paragrafen met de titels ‘Tabula rasa of Labyrint?’, ‘Een echte Ruyslinck?’, ‘Ontmaskering van de schone schijn’, ‘Heeft schrijven zin?’, ‘De jaren zestig’ en ‘Receptie’.
161 Kortgeding, Een bloemlezing uit de moderne verhalen-literatuur samengesteld en ingeleid door J.J. Oversteegen. Polak & Van Gennep, 1963, Paperback. Afm.: 21 x 13, -216p.;
Literair akkoord 7, een keuze uit bijdragen verschenen in de Zuid- en Noordnederlandse letterkundige tijdschriften van het jaar 1962 bijeengebracht door Ad den Besten e.a. A.W. Bruna & Zoon, 1963 (Zwarte Beertjes 727)
162 De oeroude vijver, Manteau, 1962. In de reeks Marnix pocket. vol. 35. Afm.: 18 x 10.50, -106p. Latere drukken als GMP 155. Afm.: 20 x 12, -100p.
163 Novalis, pseudoniem van Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg (1772-1801), Duits schrijver uit de romantiek die zelf het tweede kind in een gezin met elf kinderen was.
164 Joos Florquin, Ten huize van …, twaalfde reeks, Davidsfonds, Leuven, 1976, p. 194-195.
165 Haiku: Japans gedicht van drie regels, waarvan de eerste regel 5 lettergrepen telt, de tweede regel 7 lettergrepen en de derde regel weer 5 lettergrepen.
In het verhaal ‘De oeroude vijver’ wordt gedoeld op de haiku van de Japanse dichter Matsuo Bashō (1644-1694):Furuike ya                     Oeroude vijver
kawazu tobikomu         plots een plons van een kikvors
mizu no oto                   golven in waterVertaling FdV. In het Engels zijn 32 vertalingen gegeven op: <www.bopsecrets.org/gateway/passages/basho-frog.htm> (gedownload op 19 september 2019).
166 Ward Ruyslinck, ‘Het P.V. syndroom’, in de serie ‘Op de uitkijk’, Vrede, maart 1971.
167 De auteur van het artikel, en uit welke krant het in een tweedehands boek aangetroffen krantenknipsel afkomstig is, is niet bekend.
168 Liliane Peeters-Demaeyer wordt in de biografie aangeduid als Liliane Peeters zonder haar meisjesnaam.

De Belser in het Museum Plantin-Moretus met Marthe Eeman (links) en Liliane Peeters (rechts).

Tot 1966 was de verstandhouding tussen Raymond en Liliane prima.

169 Prof. dr. H.D.L. Vervliet aan mij (op 12 april 2016 te Wilrijk, Antwerpen).
170 Een magnetofoon (in Nederland veelal een tape- of bandrecorder genoemd) is een toestel voor magnetische geluidsregistratie en geluidsweergave. Het toestel leidt een magnetische band (een tape) met constante snelheid van de ene spoel naar de andere langs koppen die geluid of muziek op de band respectievelijk kan wissen, opnemen of afspelen.
171 Frans: ‘Visites téléguidées’; Engels: ‘Magnetofonic guidances’; Duits: ‘Telegeführte Besuche’.
172 Hier liet De Belser de eerste acht maten (met herhaling) van het Rondo Alla Turca uit de pianosonate nr. 11 van Mozart horen.
173 R. De Belser, ‘Met Christoffel Plantin als gids’, in tijdschrift Antwerpen, nr.9, 1963, p. 94-98.
174 Cassetterecorders type Lanier VIP/C.
175 NN, ‘Expositie Vlaamse Letterkunde’. In: Haarlems Dagblad, 7 mei 1960.
176 De VVL, Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, is een vzw opgericht in 1907 door onder anderen Pol De Mont, Maurits Sabbe, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Karel van de Woestijne en August Vermeylen. De VVL is de oudste schrijversvereniging van Vlaanderen. Ward Ruyslinck was in die tijd bestuurslid van deze vereniging.
177 Schone kunsten, musea, toerisme, feesten: verslag over het dienstjaar (culturele jaarboeken Stad Antwerpen 1955-1968).
178 Th. Oegema van der Wal, De mens Descartes, A. Manteau, Brussel, 1960. -316p. Opdracht: ‘Voor Ward Ruyslinck en echtgenote van de uitgeefster A.Manteau en de schrijver Oegema, Het Hoeveke. 12.8.1962.’
De schrijversnaam van Theo Oegema was Th. Oegema van der Wal.
179 P.I., ‘De bekende schrijvers Gerard Walschap en Ward Ruyslinck ondertekenden hun werken in Innovation’. In: De Volksgazet, 19 maart 1963.
180 Normaalonderwijs was de benaming van de opleiding voor onderwijzend personeel.
De niet-academisch gevormde leraar in het middelbaar onderwijs heet in Vlaanderen ‘regent’.
181 Freek Groenevelt is de hoofdpersoon in Lampo’s roman ‘De komst van Joachim Stiller’.
Epigoon is een term uit de literaire kritiek: epigonen zijn mensen die op het gebied van kunsten en wetenschappen grote voorgangers kritiekloos navolgen en geen eigen nieuwe ideeën hebben.
182 José Ortega y Gasset (1883-1955) was een Spaans cultuurpessimistische filosoof, die bekend werd met onder meer het boek De opstand der horden.
183 Ward Ruyslinck, Het Reservaat, Manteau, 1964. -267p. Afm.: 20.50 x 12.50 (gebonden – stofomslag) Latere edities: GMP 52.
Opdracht (op p. 4, 1e druk): ‘Wanneer de Europese beschaving werkelijk eens sterft, dan is het aan de ziekte welke Amerikanisme heet, aan een wereldbeschaving uitsluitend gebouwd op de begrippen nut en winst (J. Greshoff, Voor Volwassenen aphorismen, A. Manteau, Uitgeversmaatschappij, Brussel, 1945)’
Tweede opdracht (op p. 7): ‘voor Thérèse C.’ In de 3e (1968) en volgende drukken ontbreekt deze tweede opdracht.
Opdrachten in de Duitse vertaling (1966): ‘Für Thérèse C.’ en daaronder de vertaling van de spreuk van Greshoff.
184 H.L. (Hubert Lampo), ‘Ward Ruyslinck. Het reservaat’. In: Volksgazet, 23 april 1964.
Eric van der Steen, ‘Vlamingen met fantasie’. In: Het Parool, 2 mei 1964.
Jan Walravens, ‘Het reservaat – nieuwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Algemeen Handelsblad, 9 mei 1964.
K.F. [Kees Fens], ‘Witte olifant’. In: De Tijd-De Maasbode, 20 mei 1964.
Wim Hazeu, ‘Ward Ruyslinck en het geestelijk engagement. Het reservaat, goed gecomponeerde, overtuigende roman’. In: Delftsche Courant, 11 juni 1964.
Paul Haimon, ‘Etische boodschap in Het reservaat. Ward Ruyslinck: totalitair systeem bedreigt demokratie’. In: Limburgs Dagblad, 12 juni 1964.
Paul Hardy, ‘Pleidooi voor het individu. Ward Ruyslinck: Het reservaat’. In: Gazet van Antwerpen, 16 juni 1964.
B.F. Van Vlierden, ‘Het achterhoedegevecht van W. Ruyslinck’. In: Streven, maandblad voor geestesleven en cultuur, jrg. 17, juli 1964.
J. Greshoff. ‘Ontmenselijking van de mens. Mengeling van strekkingroman en conte philosophique. Het Reservaat van Ward Ruyslinck’. In: Het Vaderland, 11 juli 1964.
Jan Spierdijk, ‘Gruwelijk “toekomstbeeld” van Ward Ruyslinck. Het Reservaat nieuwe roman van Vlaming’ In: De Telegraaf, 1 augustus 1964.
B. Roest Crollius, ‘Virtuose roman over robotmaatschappij’. In: Algemeen Dagblad, 17 oktober 1964.
M. Sybr. Koops, ‘Nieuw werk van Ruyslinck, Raes en Schouwenaars’. In: Het Vrije Volk, 14 november 1964.
L. Th. Lehmann, ‘Ruyslinck: Het reservaat’. In: Vrij Nederland, 20 maart 1965.
185 Ward Ruyslinck, ‘Climax’, in de reeks ‘Climax van de schrijver’, De Standaard, 5 januari 2007.
186 Homo mollis czyli człowiek wrazliwy (Homo mollis of de gevoelige man) naar Rezerwat, de Poolse vertaling van Het reservaat door Halina Leonowicz.
187 NN, ‘Scheldemond brengt unieke toneelavonden in Vlissingen. Auteur zal zelf ook present zijn’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14 maart 1972.

Op de foto: Aarnout de Bruyne (met baard) achter Ward Ruyslinck die gesigneerde exemplaren van Het reservaat uitreikt.

NN, ‘Toneel totaal met koor, orkest en ballet. Flesj presenteerde Het reservaat van Ruyslinck op schoolavond Scheldemond’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17 maart 1972.

188 Aarnout de Bruyne, Grote ontmoetingen, Literaire Monografieën, Ward Ruyslinck, N.V. Desclée De Brouwer, uitgevers, Brugge, 1977.
189 Ward Ruyslinck, ‘De particuliere bibliotheek in de Renaissance’. In: Clio, Schoolblad voor het officieel onderwijs, 1964.
190 <https://solvejgkijktenschrijft.wordpress.com/2006/05/04/
gedichten-en-muren-om-bij-stil-te-blijven-staan-3/>
gedownload op 25 september 2016.
191 Bron: <http://in.beeldengeluid.nl/collectie/details/expressie/569112/false/true> gedownload 16 juli 2017.
Walter de Ridder, oudste zoon van Willem Elsschot (ps. van Alfons de Ridder), was ook aanwezig en vertelde – volgens de info van het programma – hoe zijn vader 100.000 exemplaren van Lijmen aan een nonnenklooster verkocht.
Vic van de Reijt, biograaf van Elsschot, vertelde in het interview van Marcel Haenen in de NRC, 26 februari 2011, dat ‘Elsschot klanten meedogenloos kon oplichten. Hij maakt in 1912 een wereldtijdschrift voor Les Sœurs de Sainte Marie in Namen en zegt tegen de moeder-overste: “Om te beginnen zou ik er toch niet meer dan 100.000 nemen”. Als de zusters even later van het getekende contract af willen, laat hij ze toch tot de laatste frank betalen.’ Die oplichting met het wereldtijdschrift komt voor in Lijmen.
Alfons de Ridder werkte onder meer aan een tijdschrift met de titel La Revue Continentale Illustrée.
192 R. De Belser, ‘Rubens als Buchillustrator’. In: Siegbild, 1964 nr. 3 en 4, Siegen (Duitsland).
193 Negendelige Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur – prof. dr. J. Aerts et.al., Wetenschappelijke Uitgeverij E. Story-Scientia P.V.B.A., Gent, 1963-1977.
Artikelen over Christophe Plantin, Jan Moretus, Johannes Sambucus en anderen zijn opgenomen met de ondertekening W. Ruyslinck.
194 Ward Ruyslinck, ‘Het Plantijnse Huis – tempel der boekdrukkunst’ In: Limburgs Dagblad, 21 november 1964.
195 Hans Ruckers (ca.1540-1598) was de stamvader van de beroemde Antwerpse klavecimbelbouwersfamilie. Zijn zoon Joannes bouwde het Combiné Clavecin/Virginaal dat in het Musikinstrumentenmuseum te Berlijn staat.

Het dubbelinstrument in het Museum Plantin-Moretus.

196 Interview NN, ‘Wij maakten kennis met Ward Ruyslinck in het Plantin-Moretus museum te Antwerpen’. In: Ons Land, 20 november 1964.
197 Raymond De Belser speelde inderdaad af en toe op het dubbelinstrument (Magda Vergauwen-Van Elsen, zijn collega, aan mij).
198 ‘Muziek is een zoete verlichting van het werk’
199 Joos Florquin, Ten huize van …, twaalfde reeks, Davidsfonds, Leuven, 1976, p. 174.
200 Een hoorspel of luisterspel is een vorm van drama ontwikkeld voor de radio. Bij de opkomst van de televisie is het hoorspel bij de omroepen vrijwel geheel verdrongen door het tv-spel.
201 NN, ‘Van Dalsum akteur in luisterspel’. In: De Standaard, 22 maart 1966.
202 De paardevleeseters, Manteau, 1965. -160p. Afm.: 20 x 12.50 Reeks: Grote Marnixpocket. -vol. 14 (paperback).
N.B. Tussen 1954 en 1995 was voor de spelling de ‘Woordenlijst van de Nederlandse Taal’ (‘het groene boekje 1954’) van toepassing: “De tussenklank –e(n)– in samenstellingen wordt als -e- geschreven. Voorbeelden: ganzepen, notedop, paardestaart, [dus ook paardevlees en slakkehuis]. Uitzondering wanneer het eerste lid de gedachte aan een meervoud opwekt. Voorbeelden: bijenkorf, boekenkast, [ganzenbord]”.
In 1995 is deze officiële spellingsregel gewijzigd en behoort men ‘paardenvleeseters’ te schrijven.
203 J. van de Walle, ‘De Paardevleeseters en woningnood in Nederland’. In: Amigoe di Curaçao : dagblad voor de Nederlandse Antillen. Willemstad, 7 september 1965.
Geraadpleegd op Delpher op 25 juni 2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010462410:mpeg21:a0041
204 Tom Schalken, ‘De paardevleeseters’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, p 595-598, 1965.
Kees Fens, ‘Met en zonder leesplezier. Proza van drie Vlamingen’. In: De Tijd-De Maasbode, 31 juli 1965.
A.K., ‘Nieuw proza uit Vlaanderen’. In: Het Vrije Volk, 28 augustus 1965.
C. Rijnsdorp, ‘De paardevleeseters. Vakkundig, maar traditioneel’. In: Nieuwe Leidsche Courant, 28 augustus 1965.
Jan Spierdijk, ‘Nieuwe verhalenbundel van Ward Ruyslinck. Titelverhaal het beste’. In: De Telegraaf, 4 september 1965.
Wim Hazeu, ‘Vertalen en bloemlezen. De paardevleeseters, nieuwe bundel van Ruyslinck’. In: Delftsche Courant, 8 oktober 1965.
Jaap Joppe, ‘Goede en slechte korte verhalen van een zelfde schrijver. Henk Romijn: Duivels oorkussen, Ward Ruyslinck: De paardevleeseters’. In: Het Nieuwsblad, 16 oktober 1965.
Hans Berghuis, ‘Genegenheid, vermomd als satire’. In: De Volkskrant, 13 november 1965.
NN, ‘Vandeloo en Ruyslinck: demonstratie van Vlaams verteltalent’. In: Letterkundige kroniek. Nieuwe Rotterdamse Courant, 29 januari 1966.
NN, ‘Vlaamse verhalen’. In: Leeuwarder Courant, 7 juni 1966.
205 NN. ‘Jonckheere: Nederlander is een late puber’. In: Het Vrije Volk, 17 mei 1965;
NN, ‘Vlaamse schrijvers op boekenmarkt’. In: De Telegraaf. Amsterdam, 17 mei 1965. Geraadpleegd op Delpher op 1 juli 2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110588842:mpeg21:a0223
206 Ward Ruyslinck, ‘Drek- en driftliteratuur’ (fragment uit de lezing ‘Lof en kritiek van mijn generatie’). In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, 1965, p. 432-439.
Werk van nu, A. Manteau, Brussel-Den Haag, 1965, p. 53-64.
207 Kees Fens, ‘Drift en Drek’. In: De Tijd-De Maasbode, 20 september 1965.
208 Ward Ruyslinck, ‘Open brief aan Kees Fens’. In: De Tijd-De Maasbode, 2 oktober 1965, ‘Brief aan de criticus Kees Fens’. In: Boemerang, tijdschrift voor Anti-kritiek, nr. 1 Bijvoegsel bij Yang 15, september 1965, en ‘Kees Fens gooit een fens(ter) op flaanderen open’. In: Dietsche Warande & Belfort, 1965, jrg. 110, nr. 8.
209 Kees Fens, ‘Literaire waarde en levenswaarde, Drek- en driftliteratuur, Antwoord aan Ward Ruyslinck’. In: De Tijd-De Maasbode, 2 oktober 1965.
210 Frits Abrahams, ‘Drek en drift’. In: NRC, 16 juni 2009.
211 Ward Ruyslinck, ‘Non olet’. In: Snoecks Almanak 68, Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 1967.
De titel ‘Non olet’ = ‘stinkt niet’ is afgeleid van de aan keizer Vespasianus toegeschreven uitspraak ‘Pecunia non olet’ (Geld stinkt niet) bij de herinvoering van de urinebelasting van Nero. Deze belasting werd opgelegd aan eigenaars van publieke latrines. Volgens deze uitspraak zou er geen luchtje zitten aan een munt, ook al kwam die van de urine die werd verkocht aan wasserijen en volders. In het begin van de 20ste eeuw werd urine nog steeds gebruikt in de wolindustrie, onder andere in Tilburg, waar de werknemers hun urine in kruiken naar het werk meenamen (vandaar de naam ‘Kruikenzeikers’ voor carnavalvierende Tilburgers).
212 Herman Teirlinck (1879-1967) was op 4 februari van het jaar van de prijsuitreiking overleden.
213 De Driejaarlijkse Staatsprijs werd tijdens het schrijversleven van Ruyslinck achtereenvolgens uitgereikt aan: 1957 Marnix Gijsen – Er gebeurt nooit iets, 1960 Johan Daisne – De neusvleugel der muze, 1963 Hubert Lampo – De komst van Joachim Stiller, 1966 Piet van Aken – De slapende honden, 1969 Jef Geeraerts – Gangreen 1: Black Venus, 1972 Louis Paul Boon – Pieter Daens, 1975 Hugo Raes – Het smarán, 1978 Ivo Michiels – Een tuin tussen hond en wolf. In 1980 voortgezet in de driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor verhalend proza: 1981 Paul de Wispelaere – Tussen tuin en wereld, 1984 Hugo Claus – Het verdriet van België, 1987 Monika van Paemel – De vermaledijde vaders, 1990 Kristien Hemmerechts – Zonder grenzen, 1993 Walter van den Broeck – Het beleg van Laken, 1996 Leo Pleysier – De Gele Rivier is bevrozen, 1999 Lieve Joris – Mali Blues.
214 Willem M. Roggeman, ‘Gesprek met Ward Ruyslinck over verbeelding en engagement’. In: De Vlaamse Gids, december 1973.
215 Vandevoir is van oorsprong een Vlaamse naam, uit te spreken als Vandevoor, zoals de naam van 17e eeuwse Pater Poirters werd uitgesproken als Pater Poorters en we nog aantreffen in de plaatsnamen van de provincie Noord-Brabant als Oirschot, Cromvoirt, Helvoirt, Oisterwijk en Goirle, waarbij de ‘oi’ wordt uitgesproken als ‘oo’. (Goirle wordt op zijn Brabants uitgesproken als ‘Gool’, zoals gekend in de familienaam ‘Van Gool’.)
216 De Vlaamse dichter Emile Verhaeren (Sint-Amands, 1855 – Rouen, 1916) schreef zijn gedichten, kortverhalen, kunstkritiek en toneelstukken in het Frans. Hij leefde vooral in Brussel, Wallonië en een groot deel van zijn leven ook in Frankrijk, waar hij in 1916 bij een tragisch treinongeval in het station van Rouen om het leven kwam.
217 Het ‘Ensemble Verhaeren’ bestaat uit 48 handschriften, 836 boekdelen (waaronder 514 werken van Emile Verhaeren), 18 bundels correspondentie, 7 bundels diverse archivalia, 1 bundel foto’s, een collectie van 105 tekeningen, prenten en schilderijen, 6 sculpturen en medailles en 36 diverse souvenirs over Emile Verhaeren.
Overeenkomstig de bepalingen in het testament van René Vandevoir bracht Francine de Nave in 1987 – na heel wat voorwerk door o.a. Raymond De Belser – de complete inventaris-catalogus van het Ensemble Emile Verhaeren uit:
Francine de Nave, Le salon Emile Verhaeren: donation du président René Vandevoir au Musée Plantin-Moretus à Anvers – Het salon Emile Verhaeren: schenking voorzitter René Vandevoir aan het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen, Uitgave Stad Antwerpen, 1987, -661p.
218 Salon Emile Verhaeren : schenking van president René Vandevoir. Uitgegeven door Museum Plantin-Moretus – Antwerpen : 1966. -44p., ill.
Tevens werd een Franstalige brochure uitgegeven:
Salon Emile Verhaeren : donation du président René Vandevoir.De inhoudstafel van de Nederlandstalige brochure vermeldt:
pag.
3     Ten geleide, door Mr. Lode Craeybeckx,
7     In memoriam René Vandevoir, door Alfred Potier  *)
9     Levensschets van René Vandevoir                           °)
11    Korte Schets, door René Vandevoir                         *)
44    Inhoudstafel*) Deze bijdragen waren in het Frans geschreven, maar de vertaler wordt niet genoemd.
°) Zoals bij L. Voet gebruikelijk is de auteur van deze bijdrage (Raymond De Belser) niet vermeld.De ‘Levensschets van René Vandevoir’ bevat een vogelvlucht-beschrijving van zijn carrière als jurist en van zijn bevlogenheid als verzamelaar van het werk van Verhaeren. Zijn lyrisch verslag van het bezoek aan René Vandevoir met de titel ‘Biografische schets van de schenker René Vandevoir’ is niet gepubliceerd.
219 W.R., ‘Emile Verhaeren in het Museum Plantin-Moretus’. In: Sodipa, december 1966, p. 385.

Illustratie bij het satirisch gedicht

 

220 Prof. dr. H.D.L. Vervliet aan mij (op 12 april 2016 te Wilrijk, Antwerpen).
221 Ward Ruyslinck, Golden Ophelia, Manteau, 1966. -139p. Afm.: 20 x 12.50 Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 23 (paperback).
222 L. Hagen en C. Vonck, ‘De kwellingen van de mensen wier leven een hel is. De mens die indut bij beelden van Vietnam’. In: Op Vrije Voeten, februari 1967.
223 Paul de Wispelaere, ‘Ward Ruyslinck, Golden Ophelia’. In: Het Vaderland, 11 november 1966.
Bernard Kemp, ‘Ruyslinck schiep een verrukkelijke Ophelia’. In: De Standaard, 10 december 1966.
Kees Fens, ‘Zeven geestige knaapjes van Astère Michel Dhont. Mythe en werkelijkheid’. In: De Tijd-Maasbode, 7 januari 1967.
Carel Peeters, ‘Ruyslinck en de volledige mens’. In: Het Parool, 14 januari 1967.
M. Sybr. Koops, ‘Vlaams proza van zeer verschillende kwaliteit’. In: 28 januari 1967.
Jan Elemans, ‘Golden Ophelia. Slechts de geur van het geluk’. In: Brabants Dagblad, 22 juli 1967.
Lieve Scheer, ‘Een nieuwe Ruyslinck ?’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 112, p. 129-132, 1967.
J.G. de Haas, ‘Boekbespreking, Golden Ophelia’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 30 juli 1968.
Wim Hazeu, ‘Relativerend engagement van Ward Ruyslinck’. In: Delftsche Courant, 21 januari 1969.
224 Ward Ruyslinck, Stefan Pielek, Oudenaarde – Drukkerij-Uitgeverij Sanderus, 1968. -29p. Afm.: 21 x 12.
225 Catocala nupta is de Latijnse naam van de grote nachtvlinder ‘rood weeskind’ (Ruyslinck had deze naam opgezocht in zijn Grzimek, Het leven der dieren, Deel II, Insekten, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1970, p. 410 afbeeldingen op p. 417 en 430).
226 Beschrijving van haar prettige verschijning naar werkelijkheid in Het ganzenbord p. 209.
Niki Bovendaerde, omroepster van de VRT van 1961-1971. Door een ernstig verkeersongeval moest zij haar werk als omroepster beëindigen.Niki Bovendaerde was zo populair dat toen Suske en Wiske-tekenaar Willy Vandersteen De Klepperende Klipper in vierkleurendruk uitgaf (in 1969), de oorspronkelijke omroepster (Paula Sémer van 1953-1970) werd hertekend naar Niki.
227 Tom Schalken, Ward Ruyslinck, N.V. Desclée De Brouwer, Brugge, 1966 (Ontmoetingen nr. 69)
228 Jan P.C.M. Janssens aan mij, na contact over zijn artikel: ‘Ward Ruyslinck’. In: ‘b’annalen, tijdschrift van de Nijmeegse studentenvereniging Les Chevaliers de la Volière, 8 oktober 1966. (N.B. In het dankwoord op p. 565 helaas vermeld met typefout in de naam: Jamssens i.p.v. Janssens.)
229 Bronskleurige buste in gips van de kunstenaar Frans Lamberechts (1909-1988).
230 Oostduinkerke is de enige kustplaats in de wereld waar de garnaalvisserij te paard nog bestaat.

‘Intronisatie’ van Ward Ruyslinck en Jos Vandeloo in de Orde van de Paardevisser te Oostduinkerke. Ruyslinck wordt de versierselen omgehangen, terwijl Jos Vandeloo (rechts) toekijkt.
(Foto uit Gemeentearchief Koksijde
zie ook de foto in Dubbellevens op p. 333 .)

231 ‘Bij koninklijk besluit van 5 mei 1998 en met ranginneming vanaf 15 november 1997 wordt de heer De Belser Raymond Charles Marie, lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent, benoemd tot Grootofficier in de Leopoldsorde.’ (bron: http://www.etaamb.be)
232 Ward Ruyslinck aan mij.
233 Ruyslinck noemde het materieel na een jaar ‘verouderd’! Kennelijk vond hij dat in het Belgische leger wel erg snel nieuwe tanks waren aangeschaft.
234 Ward Ruyslinck, ‘Open Brief aan De Heer Minister van Openbare Werken’. In: Gazet van Antwerpen, 18 november 1966.
235 Op 31 juli 1967 had Ruyslinck aan de Minister van Verkeerswezen toestemming gevraagd de dijkweg te gebruiken. Ondanks de weigering maakte hij toch – zonder vergunning – van deze weg gebruik tot hij op 27 februari 1968 door de politie werd betrapt en bekeurd.
236 Ward Ruyslinck, ‘Montrealia’, vier verslagen uit Montreal: ‘Zijne koninklijke hoogheid prins dollar’, ‘De onzichtbare mens en zijn tijd’, ‘De vleespotten van België’ en ‘De Canadese taalstrijd’. In: Gazet van Antwerpen, resp. 21, 22, 23 en 24 mei 1967.
237 In Het ganzenbord (p. 209-232) schrijft Ruyslinck uitgebreid over zijn ontmoeting met Niki Bovendaerde en over zijn verliefdheid. In de roman schrijft hij hierover met heel veel fictie, maar zijn verliefdheid was echt en heel hevig.
238 Ward Ruyslinck, Het ganzenbord, Manteau, 1974, p. 231-232.
239 Y.P., ‘Ruyslinck gast van Belgische Vriendenkring’. In: Haagsche Courant, 30 maart 1968.
240 Marg. Ferguson, ‘Ruyslinck las uit eigen werk’. In: Het Vaderland, 30 maart 1968.
241 NN, ‘Ward Ruyslinck in Goes: bibliotheek was druk bezet’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14 november 1968.
NN, ‘Bibliotheek Goes: Ward Ruyslinck over zelfportret van satiricus’. In: De Stem, 14 november 1968.
242 Ward Ruyslinck, ‘Zelfportret van een satiricus, in een beslagen spiegel. Of: een introspectie in eigen beheer’. In: Heibel, 1968, jg. 4, nr. 5, p. 2-18.
243 Ward Ruyslinck, Het ledikant van Lady Cant, Manteau, 1968. -128p. Afm.: 20 x 12.50 Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 33 (paperback) (eerste drukken: Geuze Dordt).
244 NN, ‘Amateur-geoloog rijk door keutels dinosaurus’. In: Het Parool, 16 september 1993. Hieruit bleek dat deze versteende drek geen kattenpis is. In de krant werd melding gemaakt van een veiling in Londen, waarop versteende dinosaurusuitwerpselen fl. 9.000 opbrachten!
245 D.O., ‘Het ledikant van Lady Cant, Ward Ruyslinck spot met modeschrijvers’. In: Het Binnenhof, 30 november 1968 en Leidse Courant, 4 december 1968.
Tom Schalken, ‘Het ledikant van Lady Cant; persiflage van Ward Ruyslinck’. In: De Gelderlander, 9 april 1968.
Jan Spierdijk, ‘Ironie en gevoel in nieuwe roman van Ward Ruyslinck. Ironie voert boventoon’. In: De Telegraaf, 26 april 1968.
Bernard, ‘Ruyslinck mee op vakantie’. In: De Standaard, 27 april 1968.
Hans Warren, ‘Ward Ruyslinck: Het ledikant van Lady Cant’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4 mei 1968.
P.M. Morel, ‘Mislukte scherts van Ruyslinck’. In: De Tijd, 4 mei 1968.
Paul de Wispelaere, ‘Persiflage en humor bij Campert en Ruyslinck’. In: Het Vaderland, 10 mei 1968.
C.J.E. Dinaux, ‘Ward Ruyslinck gleed uit op zijn eigen vaardigheid. Het ledikant van Lady Cant: mislukte persiflage’. In: Utrechts Nieuwsblad, 25 mei 1968.
Fons Sarneel, ‘Ward Ruyslinck houdt het veilige midden’. In: De Volkskrant, 13 juli 1968.
246 Leo Geerts, ‘Literatuur, praten met Ward Ruyslinck over anti-censuur en Het ledikant van Lady Cant’. In: De Nieuwe, 31 mei 1968.
247 Emma Pankhurst, ‘Ward Ruyslinck: Iedereen is bang de non-stop-seks-trein te missen’. In: Zie Magazine, 29 augustus 1968.  p. 175.
248 Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1967. ‘Bijlage II. Besturen en commissies’.
249 Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1969. ‘Nieuw benoemde leden in de vaste commissies’. Jan de Roek (1941-1971) zou twee jaar later bij een verkeersongeval om het leven komen.
250 De componist Mikis Theodorakis (geb. 1925) was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het Griekse verzet, evenals tijdens de Griekse Burgeroorlog van 1944 tot 1949. Toen in 1967 na een staatsgreep de kolonels aan de macht kwamen ging Theodorakis opnieuw ondergronds en stichtte het “patriottisch front”. Hij werd al spoedig gearresteerd en gevangengezet. Bij decreet werd het in Griekenland verboden om de muziek van Theodorakis te spelen en te beluisteren. Theodorakis heeft veel muziek geschreven: symfonische muziek, opera, ballet, liederen, cantates, oratoria en filmmuziek.

Toen was de filmmuziek voor ‘Zorba de Griek’ uit 1964 zeer populair.

251 De film Geboorte en dood van Dirk Vandersteen jr. is beschreven in hoofdstuk VII, paragraaf ‘Cinematografische avonturen’ (p. 365-367).
252 Vrede, het Maandblad voor internationale politiek en vredesproblemen, Uitgave van het Vlaams Comité van de Belgische Unie voor de verdediging van de Vrede, Gent.
253 Bijdragen aan Vrede, het Maandblad voor internationale politiek en vredesproblemen, Uitgave van het Vlaams Comité van de Belgische Unie voor de verdediging van de Vrede, Gent, in de reeks ‘Op de uitkijk’ (januari 1968-september 1971, jrg. 11-14).
254 Jean Dideral, La Grande peur des bien-mangeants, Editeur: Pierre Jean Oswald, Honfleur, 1970. Jean Dideral, pseudoniem (uit eerbied voor Diderot) van Édouard Lévy (Alexandrië, 1906 – Parijs, 1996).
Annex 4: W. Ruyslinck, ‘De vrees der veelvraten’ in de rubriek ‘Op de uitkijk’ van Vrede.
255 Walter Ulbricht (1893-1973) werd in 1946 na de oprichting van de Sozialistische Einheitspartei Deutschland (SED) gekozen tot vice-voorzitter van deze partij en in 1950 tot secretaris-generaal van de SED. Hierdoor werd hij de belangrijkste man van Oost-Duitsland. Ulbricht volgde tot de jaren zeventig een Moskougezinde lijn. Aan het begin van de jaren zeventig ging Walter Ulbricht een meer onafhankelijke koers varen, waarna hij in mei 1971 zijn functie als secretaris-generaal van de SED moest neerleggen. Hij bleef echter voorzitter van de Staatsraad. Na zijn overlijden werd hij opgevolgd door Erich Honecker.
256 Ward Ruyslinck, ‘Placebo’s voor een zieke samenleving?’, boekbespreking van Iring Fetscher, Modellen voor wereldvrede, Aula 525, Spectrum, Utrecht, 1974. In: Tijdschrift voor Diplomatie, 1974 nr. 4, p. 135-139.
257 Henry Alfred Kissinger was nationaal veiligheidsadviseur onder president Richard Nixon. Volgens een CIA-rapport was de coup met een bedrag ca. $ 6.500.000 gesteund.
<http://nsarchive.gwu.edu/ news/20000919/01-12.htm>
(gedownload op 22 mei 2016)
258 De spotnaam ‘de Frut’ dook voor de eerste maal op in Het Laatste Nieuws van 24 mei 1892: de Gazet van Antwerpen is een ‘frutgazetje’. Wellicht refereerde Ruyslinck aan de kritische beschouwingen in de Gazet over Russische strafkampen.
Hij verwees hier naar het boek De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn dat in 1973 in Parijs was verschenen. De titel van het boek slaat op de ‘eilandengroep’ van geïsoleerde strafkampen in de Sovjet-Unie. Kennelijk had Ruyslinck het gelezen nog voordat het in 1974 in het Nederlands uitkwam.
259 De Bewakings- en opsporingsbrigade (BOB) was een justitieel onderdeel van de vroegere Belgische Rijkswacht.
De actie inspireerde Claus tot het gedicht ‘Aan de gecensureerden’ dat hij aan het slot van de protestmanifestatie in Antwerpen voordroeg
(tekst van het gedicht in Annex 5 bij noot 264).
260 Jos De Man, ‘Protest read-in te Antwerpen, Schrijvers slaan censoren om de oren’. In: Het Laatste Nieuws, 18 maart 1968.
261 In de Belgische pers werd de term ‘proces met gesloten deuren’ gebezigd, terwijl in Nederland meestal de term ‘proces achter gesloten deuren’ wordt gebruikt.
262 ‘Ward Ruyslinck werkt niet mee aan anti-censuuravond te Brussel «Hele anti-censuuraktie op zijspoor…»’. (Kop boven de open brief van Ruyslinck) In: Gazet van Antwerpen, 15 mei 1968.
263 NN, ‘Herrie rond de anti-censuur. Kwade Auwera dient Ruyslinck van Antwoord’. In: Gazet van Antwerpen, 16 mei 1968.
264 Willem M. Roggeman, ‘Proces met gesloten deuren omwille van Masscheroen. Is Hugo Claus een zedenbederver?’ In: Het Laatste Nieuws, 16 mei 1968;
Johan de Roey, ‘Zin of onzin van het protest tegen censuur. Voor het doek in het ‘paleis’ opgaat. Schrijvers verzwakt door onenigheid’. In: De Standaard, 20 mei 1968 (met de open brief van Ruyslinck).
Annex 5: ‘Herrie rond de tweede Anti-Censuur Protest Read-In’.
265 Jos De Man, ‘Claus en co contra censuur. En nu nog naakt op de TV’. In: Het Laatste Nieuws, 22 mei 1968.
266 Bij de behandeling van het beroep in 1969 werd de gevangenisstraf omgezet in een voorwaardelijke straf, maar de boete bleef staan. Bij het Hof van Cassatie in 1970 bleef zijn veroordeling overeind.
267 Ruyslinck refereert hier aan Jean Schramme die met zijn huurlingen in de strijd tegen Mobutu nogal had huisgehouden in Congo en verdacht werd van moord.
268 Het Goudland was de eerste avonturenroman van Hendrik Conscience. Het toneelstuk van Hugo Claus – met dezelfde titel – was een persiflage op het werk van Conscience. ‘Schipper naast Mathilde’ was een succesvolle Vlaamse televisieserie (vergelijkbaar met de Nederlandse serie ‘Goede tijden, slechte tijden’) die in België van 1955 tot 1963 te zien was.
269 Emma Pankhurst, ‘Ward Ruyslinck: Iedereen is bang de non-stop-seks-trein te missen’. In: Zie Magazine, 29 augustus 1968.
270 De Karakoliërs, p. 112-127.
271 Ward Ruyslinck, De Karakoliërs, Manteau, Brussel-Den Haag, 1969. -173p. Afm.: 20 x 12.50 (gebonden – stofomslag), Druk: Geuze Dordt.- Latere drukken: Grote Marnixpocket. – vol. 57 (paperback).
Opdracht: ‘Aan Stijn Streuvels, de Meester, de Adelaar in het Lijsternest, die mij een kwarteeuw geleden over het hoge wiebelende koord van woorden leerde lopen. Met mijn dank voor zijn bescheiden raadgevingen en aanmoedigingen.’
272 Jaak Dreesen, ‘Ward Ruyslinck: Ik ben geen mensenhater, ik ben een gekneusde filantroop’. In: De Bond, 31 oktober 1969
273 Gedoeld wordt op ‘FN Herstal’ (met een Waalse stomme H), in die tijd een van de grootste vuurwapenfabrieken in de wereld (Fabrique Nationale d’Armes de Guerre te Herstal).
274 Dries Janssen, ‘Weer een divertimento van Ward Ruyslinck, of steekt er meer achter?’ In: Het Belang van Limburg, 22 juli 1969.
Fernand Auwera, ‘Ward Ruyslinck is moe’. In: De Nieuwe Gazet, 24 juli 1969.
Willem M. Roggeman, ‘Ruyslincks hekelt België’. In: Het Laatste Nieuws, 14 augustus 1969.
J.J. Wesselo, ‘De verzamelde gedachten van Ward Ruyslinck’. In: Raam, nr. 58, oktober 1969.
Piet van Aken, ‘Waar virtuositeit een euvel wordt’. In: Volksgazet, 20 november 1969.
275 Paul de Wispelaere, ‘Humor en persiflage als engagement’. In: Het Vaderland, 19 juli 1969.
276 Han Jonkers, ‘Land van heiligen, witlof en wielrenners, nieuwe satire van Ward Ruyslinck’. In: Eindhovens Dagblad, 19 juli 1969.
Astère Michel Dhondt, ‘Ruyslincks nieuwe roman: satire op België’. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 26 juli 1969.
Bert Japin, ‘Vier schrijvers tonen fantasierijk talent’. In: De Telegraaf, 26 juli 1969.
Hans Warren, ‘De spiegel van Ruyslinck: De Karakoliërs, uitstekende satiriek’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26 juli 1969.
Wim Hazeu, ‘Ward Ruyslinck met satirisch beeld van België’. In: Haagsche Courant, 30 augustus 1969.
H.E., ‘Met Goem van Sukadië in het land der blanken’. In: De Stem, 30 augustus 1969.
Joh. v.d. Woude, ‘De Karakoliërs. Hoe een ‘primitief’ land te winnen voor de consumptiemaatschappij’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 13 september 1969.
Alfred Kossmann, ‘Spotten met jonge staten’. In: Het Vrije Volk, 13 september 1969.
Tom Schalken, ‘Ruyslincks De Karakoliërs in te mooie vorm’. In: De Gelderlander, 18 december 1969.
277 Lieve Scheer, ‘Röntgens van Ruyslinck I t/m IX’. In: Dietsche Warande & Belfort, 1969, jrg. 114, nr. 6 t/m 10 en 1970, jrg. 115, nr.1 t/m 4. Gebundeld in: Lieve Scheer, Röntgens van Ruyslinck, Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972.
278 40+ literaire radio-portretten, onder redactie van Wim Hazeu en Cor Holst, uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels/de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, 1969.
279 Le petit livre rouge de la révolution sexuelle, Choix de textes par André Laude et Max Chaleil, Nouvelles éditions Debresse, Paris, 1969.
280 Ruyslinck aan mij.
281 Lieve Scheer, ‘Röntgens van Ruyslinck I’, Dietsche Warande & Belfort, jrg. 114, nr. 6, juli augustus 1969, p. 422-423.
282 In zijn causerie ‘Doordruktabletjes-Nederlands’ voor de BRT van 25 oktober 1969, waarin hij de korte reclameleuzen besprak, vond Ruyslinck de kreet ‘Make love, not war’ ‘een merkwaardige verdichting van een vitalistische antimilitaristische levensbeschouwing’, die hij vrij vertaalde met: ‘Het bed is ons slagveld’.
283 K.L. Poll, ‘Het taboe van de naaktheid. Interview Claus’. In: Algemeen Handelsblad, 15 juni 1968.
284 André Laude & Max Chaleil, Het rode boekje van de seksuele revolutie, vertaling Ward Ruyslinck, Uitgeverij De Branding, Antwerpen. -304p. Afm.: 13 x 9. Uitgevoerd in rood simili-leer (prijs: 95 fr.).
285 Frans De Bruyn, ‘Het rode boekje van de seksuele revolutie’. In: Volksbelang, het orgaan van het Liberaal Vlaams Verbond, 93ste jrg. nr. 3, 4 februari 1970.
286 M. Van Nieuwenborgh, ‘Boekenbeursstunt ’69’. In: Het Volk, november 1969.
287 R. SCH., ‘Pak vast schrijver, pak vast minister’. In: kroniek der dode zielen, ’t Pallieterke, 20 november 1969.
288 ‘Ward Ruyslinck antwoordt’. In: ’t Pallieterke, 4 december 1969.
289 Deze spreuk is mogelijk afkomstig van Jean Racine en werd gebruikt in het chanson burlesque ‘La Ménagerie’ uit de tweede helft van de 19e eeuw.
290 Ward Ruyslinck, De Apokatastasis of het Apocriefe boek van Galax Niksen, Manteau, 1970. -168p. Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 54. Afm.: 20 x 12.5 (paperback) Druk: Geuze Dordt.
Het boek kreeg een opdracht mee aan bekende en minder bekende collega-schrijvers, critici en vrienden: ‘Voor Werner en Lily Lagae, Jef Geeraerts, Paul de Wispelaere, Monika Bnze, Peter en Ina Paul, Merlyn Kentigern, Marianne Hilgeman, Klaus Bibio, Barend Roest Crollius, Ake en Sigrid Anstrom, Jeroen Brouwers, N.B., J.R., J.V. en vele anderen die zichzelf in dit boek gaarne of ongaarne zullen herkennen, in vermomming of in hun werkelijke gedaante.’
291 Peter van Eeten, ‘kitsch met bijbelsaus’. In: NRC, 15 augustus 1970.
Frans Heymans, ‘Ward Ruyslinck’. In: Elsevier Weekblad, 10 oktober 1970.
W.G. van Maanen, ‘Ward Ruyslinck lacht als boer met kiespijn’. In: Utrechts Nieuwsblad, 2 november 1970.
Willem Enzinck, ‘Rijk, fascinerend werk van Ward Ruyslinck’. In: De Telegraaf, 27 juni 1970.
Annex 6: brieven van fans over De Apokatastasis.
292 Willem M. Roggeman, ‘Ruyslincks satire op de seksroman’. In: Het Laatste Nieuws, 3 september 1970.
293 Zijn historische toneelstukken Christiaan van Venlucht en Het ordalium had hij tijdens zijn studie aan de universiteit van Gent geschreven en verscheurd.
294 Willem M. Roggeman, ‘Gesprek met Ward Ruyslinck over verbeelding en engagement’. In: De Vlaamse Gids, december 1973.
295 Jeroen Brouwers, ‘Ruyslinck op de erotische toer…’. In: Literair Journaal van De Nieuwe Gazet. Antwerpen, 24 april 1970.
296 L. Hagen en C. Vonck, ‘De kwellingen van de mensen wier leven een hel is. De mens die indut bij beelden van Vietnam’. In: Op Vrije Voeten, februari 1967.
297 Kevin Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970), Meulenhoff/Manteau, 2009, p. 353.
298 Rapportage van Piet Piryns ‘Ward Ruyslinck’. In: Humo, 4 oktober 1979.
299 Wim van Dijk, samensteller van de aforismen van Ward Ruyslinck, Uitspraken in opspraak.
300 Jeroen Brouwers, Zonder trommels en trompetten, Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1973.
301 Nadat ‘J. Weverbergh en ergher’ was opgenomen in Mijn Vlaamse jaren (gebundelde verhalen, herinneringen, pamfletten, dagboekfragmenten, brieven) van Jeroen Brouwers, (Uitgeverij de Arbeiderspers BV, 1978), schreef Joris Denoo in het artikel ‘Goodwill en ugliness (over Ward Ruyslinck)’ (in: Yang. Jaargang 15, 1979): ‘In een lijvig boekdeel las ik toevallig dat Ruyslinck een van de twee Vlaamse auteurs is die door het uitgeverslektorendom nooit hoeft herschreven te worden. Dit voor rekening van de betrokken secundaire auteur, zegge en schrijve Brouwers.’
302 Henk Egbers, ‘Verontwaardigde Vlamingen’. In: De Stem, 30 oktober 1976
303 Ben van der Velden, ‘Woorden die pijn doen aan Nederlandse oren. Het Vlaams en het Algemeen Beschaafd’. NRC Handelsblad. Rotterdam, 28 januari 1977. Geraadpleegd op Delpher op 27 juni 2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000025971:mpeg21:a0192
304 Willem Brandt, ‘Vlaams door Willem Brandt’. In: De Telegraaf. Amsterdam, 10 november 1977. Geraadpleegd op Delpher op 1 juli 2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011206759:mpeg21:a0430
305 Jan D’H., ‘Dank je wel, Jeroen Brouwers’. In: ’t Pallieterke, 27 juni 1978.
306 Gaston Claes, ‘Nog over Vlaamse auteurs die in Nederland “worden herschreven”. Ward Ruyslinck bijt scherp van zich af’. In: Gazet van Antwerpen, 16 december 1977.
307 Jeroen Brouwers, brievenboek Kroniek van een karakter, Uitgever: Hadewijch, Schoten, 1986.
308 Jeroen Brouwers, Stoffer & blik. Uitg. Atlas, Amsterdam-Antwerpen, 2004, p. 61.
309 Karl Van den Broeck, ‘Wie is Jeroen Brouwers?’ In: De Morgen, 25 april 2012.
In het gesloten gebleven Ruyslinck-Brouwersdossier zal zich vermoedelijk ook de lijst van Nederlandse taalfouten in een boek van Brouwers bevinden waarover Ruyslinck met mij heeft gesproken, maar waarmee hij niets heeft gedaan. Hij wist dat hij het als polemist moest afleggen tegen Brouwers.
310 Ward Ruyslinck, ‘De Sovjetmens: een poging tot beter begrip, Slava Troedoe’ en ‘De vergissing van Ortega y Gasset’. In: De Standaard, resp. 29 en 31 oktober 1969.
Annex 7: gedeelte uit ‘De vergissing van Ortega y Gasset’.
311 Ward Ruyslinck, Uitspraken in opspraak (aforismen, samengesteld door Wim van Dijk), Manteau, 1972. Reeks: Marnix pocket. -vol. 81. Afm.: 18 x 10.50, -96p.

Foto: Wim van Dijk bij Ward Ruyslinck aan tafel

De samensteller Wim G.J. van Dijk was een van de vele bewonderaars van het werk van Ruyslinck en destilleerde uit al het tot dan toe verschenen literaire werk, uit zijn lezingen en interviews bijna 400 korte, ongebonden, kernachtige stukjes proza die een levenswijsheid bevatten, ondergebracht in 20 hoofdstukken.

312 Ward Ruyslinck, ‘Mulisch, onze man in Havana’. In: Ons Erfdeel, 1970, jg. 13, nr. 3, p. 100-101. Harry Mulisch, Het woord bij de daad. Getuigenis van de revolutie op Cuba, Amsterdam BB1, 1968.
313 José de Ceulaer, ‘Te gast bij Ward Ruyslinck (2e deel interview), Voorlopig geen proza meer’. In: Gazet van Antwerpen, 2 juni 1970
314 ‘Tellurisch’ en ‘Wij, bleekgezichten’. In: Vrede, 13e jrg. resp. nr. 3, april en nr. 4, mei 1970.
315 Tellurisch: bijvoeglijk naamwoord, dat wordt gebruikt om duidelijk te maken dat een verschijnsel te maken heeft met de aarde.
316 Neozoïsch: bijvoeglijk naamwoord verwijzend naar de jongste – niet officiële – geologische periode: het neozoïcum, waarin zoogdieren ontstonden [naam gevormd uit het Grieks: neos = nieuw en zoion = levend wezen]. Het pleistoceen loopt in de geologische tijdschaal van ca. 2,5 miljoen tot ca.12 duizend jaar geleden, waarin de mens als nieuw levend wezen uit de aapachtige is geëvolueerd. In het holoceen, de periode na het pleistoceen tot nu (hier ‘neozoïsch plastoceen’ genoemd) heeft de mens zich ontwikkeld tot de soort die Ruyslinck pessimistisch stemde en hem de ‘ijstijdmens’ (de gevoelsarme mens) noemde.
317 Ward Ruyslinck, Neozoïsch. Parapoëtische montages, Manteau, 1971. -37p. 4 Foto’s Afm.: 21 x 21 (ingenaaid – licht kartonnen kaft met flappen).
Opdracht : Voor Jan en Jettie. Colofon: ‘Neozoïsch : parapoëtische montages’ werd naar een lay-out voor tekst en omslag van Stefan Meskers gezet in de Times corps 11 op 12 en op de persen van de drukkerij Erasmus nv te Ledeberg bij Gent gedrukt. De letters van de titel en de cijfers van de twintig hoofdstukken maken deel uit van een door Stefan Meskers ontworpen alfabet. De foto’s zijn van Jan Pollaerts. Van de totale oplage werden 500 exemplaren genummerd en gesigneerd door de auteur.
318 Mark Danguin. ‘Ward Ruyslinck opnieuw dichter?’ In: Vooruit, 30 september 1971.
319 Willy Copmans, ‘Parapoëtische montages van Ward Ruyslinck’. In: Nieuwsblad van Geel, 1 oktober 1971.
320 Dokter Merengue is een populaire stripfiguur in Argentinië.

‘De twee gezichten van dokter Merengue’
Links:  “Ik zal de verkiezingsuitslag respecteren.”
Rechts: “In het geval dat de oppositie wint, zal ik via een civiel-militaire junta met het volk en het leger regeren.”

321 Mate, de nationale drank van Argentinië, is een aftreksel van de jonge blaadjes en knoppen van de mateplant.
322 S.L., ‘Justitie waakt over Antwerpse Boekenbeurs. Film over Argentinië in beslag genomen. Rode boekje bleef steken aan de grens’. In: De Nieuwe Gazet, 3 november 1970.
323 NN, ‘Volgens prokureur Van Hoeylandt: Geen film in beslag genomen bij Ward Ruyslinck’. In: Gazet van Antwerpen, 5 november 1970.
NN, ‘Rijkswacht en gerecht: te Pulle werd niets in beslag genomen. Ook niet ten huize van Ward Ruyslinck’. In: Het Laatste Nieuws, 5 november 1970.
324 Stan Lauryssens, ‘De film van een in beslag genomen film’. In: De Nieuwe Gazet, 5 november 1970.
Stan Lauryssens, ‘Ward Ruyslinck, Jan Berghmans en een kwalijke stunt. Brito wil de show stelen’. In: De Nieuwe Gazet, 5 november 1970.
Jan Berghmans, ‘Ook Brito gaat vrij uit’. In: ongedateerd krantenknipsel (relaas van de onthullingen rond de verdwenen film en protest dat Brito betrokken zou zijn bij een stunt).
Stan Lauryssens: ‘interview met Serge Snoeck’, hierbij kwam de in 1970 verdwenen film over Argentinië ter sprake. In: Mimo, 22 oktober 1972.
325 Marcel Van Nieuwenborgh, ‘Boekenbeursstunt 70 van Ward Ruyslinck of De hond van Alkibiades (vervolg)’. In: Het Volk, 5 november 1970.
326 G.D., ‘Mevr. Manteau verdedigt auteur tegen verdachtmakingen. “Kidnappers” van Ruyslincks film kunnen 5 jaar gevangenis krijgen … voor belediging magistratuur’. In: De Standaard, 13 november 1970.
327 Op 9 november 1970 was van Wierook en tranen (1958) de 9e druk verschenen, van De ontaarde slapers (1957) en van De stille zomer (1962) de 6e druk, van De madonna met de buil (1959) en Het reservaat (1964) de 5e druk, van Het dal van Hinnom (1961) en De oeroude vijver (1962) de 4e druk, van De paardevleeseters (1965), Golden Ophelia (1966), Het ledikant van Lady Cant (1968) en De Karakoliërs (1969) de 2e druk. Alleen het zojuist verschenen De Apokatastasis (1970) kende nog geen herdruk.
(Bron: ‘Fondslijst A. Manteau 1956 – 1970’, Kevin Absillis & Annelies van Uytsel, Een kleine uitgeverij van stand, L.P. Boon-documentatiecentrum / Uitgeverij Demian, Antwerpen, februari 2006.)
328 Lode Ramaekers, ‘Jan Pollaerts (maker van De twee gezichten van Dr. Meringue): Ik kon mijn oren niet geloven toen Ward Ruyslinck me opbelde… Gentse kineast te Hasselt als inleider van La Hora de los Hornos’. In: Het Belang van Limburg, zaterdag 7 november en zondag 8 november 1970.
Fernand Auwera: (krantenknipsel zonder kop), ‘Wie heeft de stunt bedacht? Het is zo onsmakelijk en dom dat men moeite heeft te geloven dat Ruyslinck zelf er achter zit. […]’. In: De Volkskrant, 10 november 1970.
NN, ‘Ruyslincks film nog niet terecht. Stormloop op laatste dag’ (van de boekenbeurs, met een record aantal van 79.000 bezoekers). In: De Standaard, 12 november 1970.
NN, ‘Slimme of onnozele Ward?’ In: ’t Pallieterke, 12 november 1970.
329 De politieke situatie in Argentinië was in de periode tijdens het verblijf van Ward aldaar zeer explosief. Generaal Juan Carlos Onganía had in 1966 met het leger een staatsgreep gepleegd en had de regering, die steeds toeschietelijker naar de arbeidersklasse was geworden, omvergeworpen. Onganía keerde zich tegen de arbeiderspartij van Perón en onderdrukte elke vorm van oppositie. In 1969 werd de opstand van arbeiders en studenten tegen zijn regime bloedig neergeslagen en er ontstonden urbane guerrillabewegingen die tegen elkaar oorlog voerden. Een week na de thuiskomst van Ward werd Pedro Eugenio Aramburu – de generaal die in 1955 de coup had aangevoerd tegen de regering van Juan Perón en die de peronistische Generaal Juan José Valle had laten executeren – door de radicale organisatie Montoneros ontvoerd en gewelddadig om het leven gebracht. Na deze moord op Aramburu raakte Onganía in een heftig politiek conflict en moest zijn macht overdragen aan generaal Roberto Levingston.
330 In De uilen van Minerva schreef Ruyslinck zijn herinneringen aan het overlijden van zijn moeder neer.
331 Lisette De Backer, ‘Ward Ruyslinck: ‘De Krekelput’. Een creatie te Gent’. In: Getuigenis, Gent, oktober 1971.
A.v.H., ‘Arca-theater te Gent creëert De Krekelput van Ruyslinck’. In: Het Laatste Nieuws, 1 oktober 1971.
NN: ‘Kelderteater Arca (Gent): van Ward Ruyslinck De Krekelput’. In: De Nieuwe, 15 oktober 1971.
Eric Rinckhout, ‘Drie schapen in wolfskleren. Over Ward Ruyslincks De krekelput, Tone Brulins De Honden en René Verheezens De Caraïbische Zee’. In: Het politieke theater heeft je hart nodig. Het theater tussen emotionele werking en politieke werkelijkheid, Antwerpen, Soethoudt, 1982.
332 Het Argentinië van 1970 werd sinds 1955 geregeerd door militaire junta’s. Het verhaal van De heksenkring moet in deze tijd worden geplaatst. Tien maanden na de reis van Ward – de storm over de affaire met de film was inmiddels geluwd – werd door generaal Alejandro Lanusse de zoveelste staatsgreep gepleegd. Deze generaal zou de democratie in 1973 herstellen. In 1974 werd Isabel Peron gekozen tot een van de eerste vrouwelijke presidenten ter wereld. Zij vervulde die taak totdat ze in maart 1976 werd afgezet door de militaire junta van Videla, die het bloedigste schrikbewind uit de geschiedenis van Argentinië zou voeren. In 1985 werd Videla veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor betrokkenheid bij moorden, ontvoeringen, martelingen en talrijke andere misdaden.
333 Ward Ruyslinck, De heksenkring, Manteau, 1972. -248p. Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 74. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
In 1976 werd De heksenkring onderscheiden met de Romanprijs van de provincie Antwerpen.
334 Paul de Wispelaere, ‘De heksenkring, belangrijke, nieuwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Het Vaderland, 16 december 1972
P. de Vree, ‘De heksenkring, een geëngageerd filmverhaal van ward ruyslinck’. In: De Periscoop, februari 1973.
Marc Le Bon, ‘Ward Ruyslinck De heksenkring’. In: Vrede, januari 1973.
Wim Hazeu, ‘Ward Ruyslincks De heksenkring. Argentijnse roman van Vlaamse auteur’. In: Haagsche Courant, 5 januari 1973.
K.T., ‘De heksenkring van Ward Ruyslinck. Dimensie extra aan ellende krottenstad’. In: De Gelderlander, 20 oktober 1973.
Hugo Bousset, ‘Het web van verdriet’. In: Ons Erfdeel, jaargang 18, 1975, p. 99-102.
Eugene Van Itterbeek, ‘Hoe staat Ward Ruyslinck tegenover het lijden in de derde wereld?’ In: Aktuelen 2, De Roerdomp, Brecht-Antwerpen, 1977, p.33-36.
335 De Nederlandse missionaris Jan Rutges (1933-2001) was – tot hij in 1970 door de Braziliaanse overheid het land werd uitgezet – van dichtbij getuige van het militaire bewind in Brazilië en nam vanaf de zijlijn de toestanden in het buurland Argentinië waar.
336 Gaston Durnez, ‘Indien wij allemaal iets deden… Ruyslinck heeft weinig hoop voor Zuid-Amerika’. In: De Standaard, 7 november 1972.
337 Tsjombe was een Congolese politicus die – na de onafhankelijkheid van Congo in 1960i – de aan kopererts-rijke provincie Katanga onafhankelijk had verklaard. (Congo was de naam van de voormalige Belgische kolonie; van 1971-1997 heette het land Zaïre en vanaf 1997 Congo-Kinshasa.) De strijdkrachten van de Verenigde Naties dwongen hem eind 1962 tot capitulatie, waarna hij in 1963 uitweek naar Spanje. In 1964 keerde hij terug als premier van Congo, maar werd een jaar later weer door president Kasavubu ontslagen, waarna door een staatsgreep kolonel Mobutu aan de macht kwam. Tsjombe vluchtte opnieuw naar Spanje. Mobutu liet hem begin 1967 door een militaire rechtbank bij verstek ter dood veroordelen. In juni 1967 werd een vliegtuigje, waarin Tsjombe zich verplaatste, gekaapt door een huurling, die de piloten dwong koers te zetten naar Algiers. Daar werd Tsjombe gearresteerd. Mobutu eiste daarop zijn uitlevering, maar Tsjombe werd nooit uitgeleverd en overleed op 29 juni 1969 in gevangenschap nabij Algiers.
338 Ward Ruyslinck, De pogrom, De stemmer, De sneeuwbui, Leuven: Boekengilde De Clauwaert, 1971. -82p. ‘De pogrom’ en ‘De stemmer’ waren eerder verschenen in de bundel De madonna met de buil en ‘De sneeuwbui’ verscheen eerder in de bundels De stille zomer en De oeroude vijver.
339 Chris De Belser, ‘Het heeft lang geduurd voordat ik mijn vader begon te lezen’. In: De Morgen, 25 oktober 1986.
340 Onder andere tv-opname Joos Florquin, ‘Ten huize van Ward Ruyslinck’.
341 Bart Vanegeren, ‘Humo sprak met Ward Ruyslinck (70). Ik vind dat ik onheus behandeld ben. Een klein beetje eerherstel zou wel mogen.’ In: Humo, 5 juni 1999.
342 Ward Ruyslinck, De verliefde akela, Manteau, Antwerpen, 1973. -126p. Reeks: Marnix pocket. -vol. 86. Afm.: 18 x 10.50 (pocket). In latere edities Grote Marnixpocket, vol. 147. Afm. 20 x 12
343 In 1930 besteedde de Arbeidsinspectie voor het eerst aandacht aan de asbestziekte asbestose. In 1955 was het oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan asbest en longziekten aangetoond. De conclusie van het onderzoek werd bestreden door de asbestindustrie. Alle auto’s waren uitgerust met asbesthoudende pakkingsmaterialen, koppelplaten en remvoeringen, waardoor asbest in het milieu terecht kwam. De Eternitfabriek, waar asbestcementplaten voor de bouw werden gefabriceerd, leverde tot ver in de jaren 70 op grote schaal gratis asbestcementhoudend afval aan agrarische bedrijven rond de fabriek voor halfverharding van het erf. De overheid deed in de 20ste eeuw niets om werknemers te beschermen en het bewerken en gebruik van asbest tegen te gaan.
344 4x Andermaal, met verhalen van Ruyslinck, Daisne, Vandeloo en Walschap. Standaard Uitgeverij, Antwerpen/Moussault’s Uitgeverij, Amsterdam, 1972. -166p. Reeks: Gemini Literaire Paperback. Afm.: 20 x 12 cm.
345 Op de oorzaken van het uitblijven van een verbod op het gebruik van asbest is Robert Frank Ruers gepromoveerd op het proefschrift Macht en tegenmacht in de Nederlandse asbestregulering, Rotterdam, 15 maart 2012.
346 Wim Hazeu, ‘Het onverwachte bij Ruyslinck ontbreekt bij Marnix Gijsen’. In: Haagse Courant, 27 december 1973.
Ab Visser, ‘Proza van Helen Knopper en Ward Ruyslinck. Functioneel experimentalisme’. In: Leeuwarder Courant, 8 december 1973.
F. De Keyser, ‘Ward Ruyslinck. De novellist op zijn best’. In: Het Laatste Nieuws, krantenknipsel aangetroffen in tweede hands aangeschaft De verliefde akela.
H.E., ‘Drie Vlamingen vertellen verhalen’. In: De Vrije Zeeuw, 2 februari 1974.
Paul Hardy, ‘Ward Ruyslinck: De verliefde akela. Een zeer mooi verhaal’. In: Gazet van Antwerpen, 13 februari 1974.
Willem M. Roggeman, ‘Romantisch verhaal van dood en vervreemding’. In: Het Laatste Nieuws, 28 maart 1974.
Herman Leys, ‘Man in de mist’. In: De Standaard,12 juli 1974.
Hans Werkman, ‘Eerste en laatste van Ward Ruyslinck’ (De ontaarde slapers 10e druk, De verliefde akela 2e druk). In: Nederlands Dagblad, 16 augustus 1975.
347 Anne-Marie Tassier, ‘Ward Ruyslinck: ik ben paranormaal’. In: Zie Magazine, 3 augustus 1973
348 Stan Lauryssens, ‘Boekenbeurs: De ziener van Pulle’. In: Panorama, 2 november 1979 en Mimo, november 1979.
349 In de nalatenschap van Ruyslinck trof ik een polaroid-foto van Ruth Engels aan. In het Letterenhuis las ik een schrijven van Ruth Engels over Ward Ruyslinck met: ‘Hij wist welke naam mij paste, ik had hem niet hoeven noemen.’
350 Willem M. Roggeman, ‘Ward Ruyslinck’. In: De Vlaamse Gids, december 1973
351 H.J. Oolbekkink, ‘Het ludieke leven van Weverbergh’. In: Leidse Courant, 30 maart 1974.

352 Henk Egbers, ‘Weverbergh e.a. stichtten een liga: Ganzenbord niet zomaar een stom spel’. In De Vrije Zeeuw, 23 maart 1974.
353 Leo Vankan, ‘Ludieke Belgen steken de draak met gezelschapsspelen’. In Leidse Courant, 11 mei 1974.
354 Het ganzenbord, Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1974. -280p. Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 92. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
355 Monika Druyts (4 augustus 1932 te Herentals – 24 juni 2000 te Leuven) studeerde muziek en piano aan het Stedelijk Conservatorium van Leuven en daarna aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel, waar zij in 1956 de eerste prijs voor piano behaalde. In de jaren zestig en zeventig gaf zij talloze pianoconcerten die ook door de BRT werden uitgezonden. Ze trad regelmatig op in pianoduetten met onder anderen Lode Backx. In het Humorfestival van Heist werd in 1968 het programma ‘Humor in de muziek’ uitgevoerd met medewerking van het Westvlaams orkest, versterkt met het pianoduo Monika Druyts en Lode Backx en cabaretier Herman Van Veen. Monika Druyts was ook als pianolerares actief onder andere aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Zij was een gedreven en gerespecteerde lerares, die aan haar leerlingen het beste van zichzelf gaf op voorwaarde dat de leerling ook zijn of haar uiterste best deed.
356 Sergej Vladimirowitsj Obraztsov (1901-1992) was een Russisch poppenspeler. Hij maakte het poppentheater in de Sovjet-Unie tot een kunstvorm. Hij had een omvangrijke collectie aan exotische poppen die gold als de grootste in Rusland en een van de omvangrijkste ter wereld. Ruyslinck had een voorstelling van hem in Petersburg gezien.
357 Paul de Wispelaere, ‘Ruyslincks tocht naar het labyrint’. In: Het Vaderland, 28 september 1974.
Wam de Moor, ‘Ruyslincks Ganzenbord: een leesbaar, geen groot boek’. In: De Tijd, 25 oktober 1974.
H.E., ‘Een Vlaming, ’n ganzenbord en Polen: goed voor een roman’. In De Vrije Zeeuw, 2 november 1974.
Wim Hazeu, ‘Ganzenbordspelen met Ward Ruyslinck’. In: Haagsche Courant, 18 november 1974.
Han Jonkers, ‘Ruyslinck speelt ganzenbord in Warschau. Kapstok voor autobiografische en filosofische notities’. In: Eindhovens Dagblad, 11 januari 1975.
Hans Werkman, ‘Ward Ruyslinck staat op nummer 42’. In: Nederlands Dagblad, 11 januari 1975.
Ab Visser, ‘Het ganzenbord: geslaagd boek van Ward Ruyslinck’. In: Leeuwarder Courant, 29 maart 1975.
Marcel Janssens, ‘Een ganzenspel van Ward Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg 120,mei 1975.
358 Maarten van Boxtel, Verdrukking der Muzikanten en Poëten – ‘Een structuur-analyse van Ruyslinck’s Het reservaat op muzikale grondslag. Scriptie voor de Universiteit van Tilburg, begeleid door Freek de Leeuw en Lou de Jonge, Tilburg, 2 december 1980.
In zijn scriptie bespreekt hij een groot aantal punten ‘die het werk van Ruyslinck bijna tot een muzikaal stuk maken dat door Beethoven geschreven zou kunnen zijn.’ Hij trekt een vergelijking tussen de grave-introductie van de pianosonate ‘Pathétique’ en de inleiding van Het reservaat. Hij brengt de themalijnen, de indeling en de tempoaanduidingen van beide werken ter sprake en gaat in op de muzikale dynamiek bij het voordragen van de tekst. In de uitgebreide scriptie (75 pagina’s) bewijst hij dat Het reservaat hem bij zal blijven als de ‘fraaie verweving van muziek en taal, language musical’.
359 Gembo staat voor ‘Gemeenschappelijke Energie Maakt Bloeiende Onderneming’. De chemische fabriek ‘Gembo’, die in 1916 te Winschoten werd opgericht als waterglasfabriek, maakte in de loop van haar ontwikkeling steeds meer verschillende chemische producten. Sinds 1948 werden ook drukinkten geproduceerd. In 1963 ontstond een enorme brand in de drukinktfabriek te Winschoten en werd de productie van drukinkten overgebracht naar haar vestiging in Amsterdam. Toen in 1968 bij Gembo ook nog de foezelfabriek de lucht in vloog, was een goede reclamecampagne voor het bedrijf van groot belang. Voor de folder werd gebruikgemaakt van een schoolplaat, Wolters-Noordhoff NV, Groningen,1968.

Schoolplaat: http://www.collectiontrade.nl/cms/index.php?Itemid=35&option=com_virtuemart&page=shop.browse&category_
id=1264&manufacturer_id=0&keyword=&keyword1=&keyword2=&orderby=product_sku
&DescOrderBy=DESC,
gedownload op 12 december 2015.

360 Beschryvinghe van alle de Nederlanden; anderssins ghenoemt Neder-Duytslandt door M. Lowijs Guicciardijn, edelman van Florencen. Overgheset in de Nederduytsche spraecke, door Cornelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden Historien ende aenmerckinghen vermeerdert ende verciert door Petrum Montanum. Met een seer wijtloopighe Tafel van de ghedenckweerdichste dinghen. Gedrukt bij Willem Jansz. (Blaeu), Amsterdam (1612).
361 54 Vlaamse verhalen, samengesteld door Marnix Gijsen en Karel Jonckheere uitgave Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1971 in drie delen [ISBN 90 223 0288 1, 90 223 0289 x en 90 223 0290 3], uitgave Elsevier-Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1981 in paperback van 586 pagina’s [ISBN 90 223 0767 0].
362 Brief van de directeur van de 9e Directie (personeelszaken) aan de conservator.
363 Kevin Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970), Meulenhoff/Manteau, 2009, p. 505.
364 G. Claes, ‘«Gruppenbild mit Dame» Ward Ruyslinck vertaalt nieuwe roman van Heinrich Böll’. In: Gazet van Antwerpen, 23 augustus 1971.
365 Richtingen in de hedendaagse graveerkunst, uit de serie ‘Belgische Tijdingen’, een editie van het Belgisch Instituut voor Voorlichting en Documentatie, Brussel, D1971/0255/8, 1971, afm. 19×19 cm, -126p.
366 Dr. Albert Smeets, Van Ensor tot Permeke, Zestien Vlaamse schrijvers zien zestien Vlaamse schilders, Lannoo, Tielt-Utrecht, 1971. Afm.: 35×26 cm. -316p.
Onder anderen schreef Hubert Lampo over Frits van den Berghe, Karel Jonckheere over James Ensor, Ivo Michiels over Eugeen Laermans, Ward Ruyslinck over Constant Permeke, Louis Paul Boon over Valerius de Saedeleer en Marnix Gijsen over Edgard Tytgat.
367 R. De Belser, ‘Een verliefde blik op Oud-Antwerpen, De verzameling Bernier in het Antwerps Prentenkabinet’. In: Antwerpen, Tijdschrift der Stad Antwerpen, 18e jrg, nr. 2, p. 41-45, juli 1972.
368 Julien Célos (1884-1952), bekend van zijn grafiek uit de Antwerpse School.
369 Het Prentenkabinet heeft een uitgebreide verzameling prenten van de broers Jozef (1815-1891), Willem sr. (1818-1885) en Egidius Linnig (1821 – 1860), en van Willem Linnig jr. (1842-1890).
370 Het Hessenhuis was oorspronkelijk een stedelijk pakhuis. Na een hele reeks andere bestemmingen kreeg het in 1975 onder andere een bestemming als tentoonstellingsgebouw.
371 Ward Ruyslinck, Inleiding tot het album Amazones met 12 etsen van J. Gorus (1974).
372 De bladen voor de grafiek, Lier, Achtste Jaargang nr. 2, 1975.
373 Honderd zelfportretten, Voorgesteld door diverse auteurs, Samengesteld onder leiding van Ant. De Pesseroey, Arcade, Brussel, 1976.
374 Antwerpen Provincie, Lannoo, Tielt-Utrecht, 1972, ISBN 90-209-0392-6. Afm.: 27 x 24,5. 88 pag. tekst plus 152 pag. foto’s en 3 kaarten, uitgegeven in samenwerking met de Toeristische Federatie met de medewerking van de Economische Raad en de Cultuurdienst van de provincie.
AMVC = Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Minderbroedersstraat 22 te Antwerpen, thans Letterenhuis, het algemene museum en archief voor de Vlaamse letterkunde.
375 Ton Elias,‘De Tijt, Dagblat voor Nederlant’. In: De Tijd, 3 mei 1974. (Geraadpleegd in Delpher, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011236582:mpeg21:p004)
376 Dr. Lode Craeybeckx, Sluipmoord op de spelling. Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1972.
377 Ton Elias, ‘De Tijt, Dagblat voor Nederlant’. In: De Tijd, 3 mei 1974.
378 Prof. dr. Hendrik D.L. Vervliet aan mij.
379 Lex Boon, ‘Klokopwinder van het Rijksmuseum: ‘Vooruit mag, achteruit niet’.’ In Het Parool, 27 oktober 2018.
380 H.R., ‘Een schrijver mag niet verzwijgen’. In: Het Belang van Limburg, 30 september 1985.
381 Vertaling: ‘Ik ben de musea beu, kerkhoven van de kunsten.’
382 Prof. Dr. Leon Voet (1919-2002), De gouden eeuw van Antwerpen. Bloei en uitstraling van de Metropool in de zestiende eeuw. Uitgever: Antwerpen, Mercatorfonds, 1973. -487p., tekst in twee kolommen. Afm.: 34 x 26 cm.
383 Ward Ruyslinck, ‘Een ovatie voor Peter Ustinov’. In: Snoecks 76, p. 57-67
384 Op toernee met Leopold Sondag, p. 145-162.
385 Frank van den Wijngaert (die van 1945-1959 conservator van het Stedelijk Prentenkabinet was), De Moderne Vlaamse Houtsnijkunst (monografie), Antwerpen “De Sikkel”, 1927, -132p., met houtsneden van o.a. Frans Masereel, Joris Minne, Valentijn Van Uytvanck, Jan en Jozef Cantré.
386 In het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (thans Letterenhuis, algemene museum en archief voor de Vlaamse Letterkunde te Antwerpen) bevonden zich portretten van onder andere E. du Perron (1931), Maurice Roelants (1932) en Willem Elsschot (1934).
387 Ward Ruyslinck, ‘Waarom veroordelen vakantiegangers hun huisdieren ter dood?’ Open brief geplaatst op 21 mei 1973 in diverse kranten, waaronder De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Handelsblad; Ward Ruyslinck, ‘De lijdensweg van dieren en dierenvrienden. Dog-dropping in de Kempen’. In: Gazet van Antwerpen, 27 mei 1973.
388 Tot 1976 was Pulle een zelfstandige gemeente.
389 Dierenasiel het Blauwe Kruis, thans Koninklijke Maatschappij Het Blauwe Kruis Wommelgem, opvang van verwaarloosde, verloren en achtergelaten dieren. Ook mogelijkheid tot pension van honden.
390 Peter Singer, Animal Liberation: A New Ethics for our Treatment of Animals, New York Review/Random House, New York, 1975.
391 Tessa Vermeiren, ‘4 oktober 1975 Werelddierendag. Ward Ruyslinck: Zijn wij barbaren?’. In: Ons Volk, 3 oktober 1975.
392 Wilfried Vanhove, ‘Ward Ruyslinck spreekt in naam van de beesten’. In: Vooruit, 18 november 1975.
393 Ward Ruyslinck, In naam van de beesten, Manteau, 1976. -224p. Reeks: Grote Marnixpocket. -vol. 109, Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
394 Maarten ’t Hart, ‘Vivisectie op de dierenbeul. Teveel pathetiek van Ruyslinck’. In: Vrij Nederland, 27 maart 1976.
Fernand Auwera, ‘In naam van de beesten’. In: De Nieuwe Gazet, 12 april 1976.
Gaston Claes, ‘Niet voor gevoelige lezers. In naam van de beesten vraagt Ward Ruyslinck meer menselijkheid’. In: Gazet van Antwerpen, 14 april 1976.
Tiny Francis, ‘Ward Ruyslinck klaagt aan in boek In naam der beesten’. In: Het Binnenhof, 5 april 1976 en in Leidse Courant, 6 april 1976.
NN (boekbespreking), ‘Het hart van Ward door smart getart!’. In: Humo, 13 mei 1976.
Aad Nuis, ‘De nuchtere werkelijkheid is fantastisch genoeg’. In: Haagse Post, 5 juni 1976.
Paul de Wispelaere. ‘De mens als dierenbeul’. In: Het Vaderland, 26 juni 1976.
Ab Visser, ‘Proza van Ward Ruyslinck en Carole Vos. Dierenleed en mensenleed’. In: Leeuwarder Courant, 24 juli 1976.
Henk Egbers, ‘Verontwaardigde Vlamingen’. In: De Stem, 30 oktober 1976.
Guido van Meir, ‘800.000 proefdieren per dag ter operatietafel. In naam der wetenschap’. In: Humo, 12 mei 1977.
Ronald Soetaert, ‘De stem van het beest. Schrijvers tussen mens en dier’. In: De Morgen, 17 februari 1979.
Paul Koeck, ‘Een voorbeeldige dierenbibliotheek’. In: De Morgen, 17 februari 1979.
395 Laboratorium Born-Bunge voor vivisectie.
396 In naam van de beesten, p. 93.
397 P.S., ‘Dierenbescherming daagt Ward Ruyslinck voor rechtbank’. In: De Nieuwe Gazet, 7 april 1976.
NN, ‘Dierenbescherming tegen Ward Ruyslinck’. In: De Standaard, 8 april 1976.
P.S., ‘Proces Ruyslinck-Dierenbescherming gaat vooral om een ontkenning’. In: De Nieuwe Gazet, 8 april 1976.
G.C., ‘Antwerpse Dierenbewaarplaats eist intrekking van boek van Ruyslinck’. In: Gazet van Antwerpen, 8 april 1976.
398 A. Janssens, ‘Woelige zitting tijdens Antwerps kortgeding. Dierenbescherming tegen schrijver van In naam van de beesten’. In: Het laatste Nieuws, 10 april 1976.
NN, ‘Dierenbescherming boos. Kortgeding om boek van Ruyslinck uitgesteld’. In: De Standaard, 10 april 1976.
NN, ‘Kortgeding tegen Ward Ruyslinck uitgesteld. Blaffen en bijten voor de rechtbank te Antwerpen’. In: Gazet van Antwerpen, zaterdag 10 en zondag 11 april 1976.
399 NN, ‘Kortgeding tegen Ward Ruyslinck nogmaals uitgesteld. Maar tegenstrevers en publiek waren ditmaal koest’. In: Gazet van Antwerpen, 16 april 1976.
NN, ‘Kortgeding uitgesteld: kan dierenbescherming schrijver niet voor de rechter dagen?’. In: Het Nieuwsblad, 16 april 1976.
NN, ‘Weer uitstel in kortgeding Dierenbescherming-Ruyslinck’. In: Het Laatste Nieuws, 16 april 1976.
Ardo, ‘Kortgeding over Ward Ruyslincks literaire Beesten weer uitgesteld’. In: De Volksgazet, 16 april 1976.
NN, ‘Kort bericht over het kortgeding’. In: Spectator, 17 april 1976.
400 Paul de Wispelaere, ‘Johan Struye en de beesten’. In: Humo, 27 mei 1976.
401 Uitzending van 22 april 1976, gedownload op 7 januari 2016
url: http://cobra.canvas. be/cm/cobra/videozone/archief/boek/1.1678522
402 (mvv), ‘Kortgeding Dierenbescherming wordt lang verhaal’. In: Het Volk, 24 april 1976.
I.V.V., ‘Eis Dierenbescherming tegen Ruyslinck onontvankelijk. Eerste oplage van boek uitverkocht’. In: Het Laatste Nieuws, 24 april 1976.
NN, ‘Het kortgeding tegen Ruyslinck wordt nog langer. Dierenbescherming zal een nieuw proces inspannen’. In: Gazet van Antwerpen, 24 april 1976.
403 Ward Ruyslinck tijdens het radio-interview, ‘Het Eeuwfeest, 100 jaar in één uur radio’, samenstelling en presentatie Pat Donnez, gast: Ward Ruyslinck, Radio 1, 5 september 1999.
404 Lode Craeybeckx werd ‘de nieuwe Rodenbach’ genoemd naar Albrecht Rodenbach die in de 19e eeuw streed voor het Vlaams bewustzijn, zoals Ruyslinck hem ook in De uilen van Minerva noemt.
405 Met de Schelde-tentoonstelling duidde De Belser de tentoonstelling aan: ‘Leven langs de Schelde – Antwerpen in de 16e en 17e eeuw’ (van 10 juli – 26 augustus 1976 in de Stedelijke Feestzaal aan de Meir) die hij had opgebouwd met de assistente Hilde Van den Bergh, Chris Mommen (brigadier-keurarbeider), Frans Clerens (drukker-clicheerder), hr. B. Van Leemput (drukker-zetter), mevr. I. Falleyn (bediende) en een zestal medewerkers van het Nationaal Scheepvaartmuseum.
W. Van Nespen was conservator van het Stedelijk Museum voor Volkskunde in Antwerpen (van 1956 tot 1982) en nam bij afwezigheid van conservator Voet (en de vacante adjunct-conservator) de honneurs waar.
406 Vanaf 1964 tot aan zijn dood in 1971 regeerde François Duvalier, bijgenaamd Papa Doc, als dictator over Haïti. Hij werd na zijn overlijden opgevolgd door zijn zoon Jean-Claude alias Baby Doc. Zowel Papa Doc als Baby Doc voerde een schrikbewind. Blijkbaar hoorde de bibliothecaris als Mama Doc in dit rijtje thuis.
407 minus habens ~ achterlijk persoon
408 De KANTL heeft 30 gewone of werkende leden uit het Nederlands taalgebied van België (10 taalkundigen, 10 literair historici en 10 schrijvers), 5 buitengewone leden uit de andere taalgemeenschappen in België, 25 buitenlandse ereleden en een onbepaald aantal binnenlandse ereleden. Het bestuur van de Academie bestaat uit een jaarlijks verkozen voorzitter en ondervoorzitter en een vaste secretaris. Alle leden van de KANTL worden benoemd en ze werken onder hun burgerlijke naam.

Aanvulling: In het najaar van 2018 werden de traditionele kerntaken van de KANTL geherformuleerd en kwamen er enkele nieuwe kerntaken bij. Tevens werd de naam gewijzigd: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde werd Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren.
Een andere wijziging is dat de KANTL voortaan tot 40 leden kan worden uitgebreid.

409 R.F. Lissens, ‘Begroeting van R. De Belser (Ward Ruyslinck) als lid van de Academie’. In: Academie Jaarboek 1978, p. 156-160, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1978.
410 Marnix Gijsen pseudoniem van Joannes Alphonsius Albertus Goris, 1899-1984
411 Academie Jaarboek 1978, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1978.
412 Academiejaarboek 1984, Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
413 NN, ‘Vorstenpaar en eerste minister op Akademiezitting’. In: Gazet van Antwerpen, 19 juli 1979;
G. Claes, ‘Met ons vorstenpaar in het groen van Beauvoorde’. In: Gazet van Antwerpen, 20 juli 1979.
414 Academiejaarboek 1980, Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde . Jaargang 1980, p. 34-39.
415 Manet van Montfrans, Marcel Proust in Nederland: “Vanaf 1909/1910, toen hij begon te werken aan zijn grote roman À la recherche du temps perdu, sloot hij zich steeds vaker op in zijn later legendarisch geworden, met kurk beklede kamer aan de boulevard Haussmann waar hij tot 1919 woonde.”
Bron: <www.marcelproust.nl/dutch/Fichiers/ProustInkt12.pdf>
416 Ward Ruyslinck, De sloper in het slakkehuis, Manteau, Brussel-Den Haag, 1977. -189p. Reeks: Grote Marnixpocket. -vol. 149. Afm.: 20 x 12.50 (paperback). Volgens de spellingsregels van 1954 diende slakkenhuis zonder tussen-n te worden geschreven.
417 Boudewijn Vander Plaetse, ‘De sloper in het slakkehuis, Ward Ruyslinck’, typoscript voordracht BRT-2 (Gent) op 24 november 1977.
H.E., ‘De decibels tussen Jonckheere en Ruyslinck’. In: De Stem, 17 december 1977.
Albert Westerlinck, ‘Nieuw werk van Ward Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 123, 1978.
H.J. (Han Jonkers,) ‘De sloper in het slakkehuis’. In: Eindhovens Dagblad, 4 februari 1978.
Willem Brandt, ‘Sssst….!’. In: De Telegraaf, 8 februari 1978.
Hans Werkman, ‘De sloper in het slakkehuis of het niveauverlies van Ward Ruyslinck’. In: Nederlands Dagblad,18 februari 1978.
Remi Van de Moortel, ‘De sloper in het slakkehuis’ In: Over Ward Ruyslinck, Beschouwingen en interviews, redactie Daan Cartens, BZZTôH, Den Haag, 1982, p. 157-159.
Piet Wollaert, ‘W. Ruyslinck laat zijn slakkehuis niet slopen’. In: Het Volk, 2 maart 1978.
Sus van Elzen, ‘Ik drink elke ochtend Abessijnse rozentee’. In: Knack, 29 maart 1978.
Fernand Auwera, ‘Stilte asjeblief. Ward Ruyslinck: De sloper in het slakkehuis’. In: De Nieuwe Gazet, 24 april 1978.
Ed van de Kerkhof, ‘Je wordt gek van de herrie’. In: De Stem, 17 september 1997.
418 Anton Deering, ‘De sloper in het slakkehuis, Ward Ruyslinck: boeiend’. In: Algemeen Dagblad, 23 juni 1978.
419 Ab Visser, ‘Romans van Ward Ruyslinck en Ivo Michiels. Het leven een last’. In: Leeuwarder courant, 25 februari 1978. Geraadpleegd op Delpher op 2 juli 2016,
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010620759:mpeg21:a0403
420 Ed van de Kerkhof, ‘Je wordt gek van de herrie’. In: De Stem, 17 september 1997.
421 Op toernee met Leopold Sondag, Elsevier Manteau, 1978. -363p. Afm.:19.75 x 12.50 (gebonden – stofomslag). Latere edities gmp 168.
Opdracht: ‘Zonder filosofie leven alleen de luizen – Joeri Poloechin’.
Volgens het ‘groene boekje’ (1954) werden woorden als ‘tourist’ gespeld als ‘toerist’. Woorden als ‘gouverneur’ en ‘tournee’ mochten ook gespeld worden als ‘goeverneur’ en ‘toernee’. Deze toegelaten dubbelspelling is echter bij de herziening van de spelling in 1995 afgeschaft.
422 Deze dualiteiten zouden het gevolg kunnen zijn van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 0,1% tot 3% van de mensen uit de algemene bevolking een schizotypische persoonlijkheidsstoornis heeft. De ontwikkeling of aanleg van deze persoonlijkheidsstoornis lijkt voor een groot deel erfelijk. De omgeving waarin iemand opgroeit en zich ontwikkelt, kan bepalen of de stoornis zich wel of niet openbaart. Het gaat waarschijnlijk om een samenspel van psychologische, biologische en omgevingsfactoren.
(Bron: http://www. deviersprong.nl/persoonlijkheidsstoornissen/
de-schizotypische-persoonlijkheidsstoornis.html#Ontstaan%20schizotypische%20pst)
423 Fernand Auwera, Schrijven of schieten?, Standaard Uitgeverij, Antwerpen-Utrecht, 1969.
Schizothymie is een karaktervorm met kenmerken zoals onafhankelijk gedrag, geslotenheid, koppigheid, moeite hebben met het leggen van sociale contacten.
424 Willem M. Roggeman, ‘Gesprek met Ward Ruyslinck over verbeelding en engagement’. In: De Vlaamse Gids, december 1973.
425 L. Flam, ‘Op toernee met Leopold Sondag’. In: Aurora : nieuw tijdschrift voor filosofie en ideologiekritiek (van de filosofische kring Aurora), Antwerpen, jrg. 3, nr. 12, 1978, p. 4-11.
Willem Elias, Leopold Flam (1912-1995), Een filosoof van gisteren voor een wereld van morgen, VUBPRESS, 2010: ‘Leopold Flam is samen met Leo Apostel wellicht de belangrijkste figuur van het filosofische gebeuren tussen de jaren vijftig en tachtig van de vorige eeuw. […]
«De Vlaamse Sartre» heeft niet alleen prachtige bladzijden geschreven over de existentiële problematiek van het leven (de zin, de eenzaamheid, het geluk, de bewustwording…), hij heeft ook de geschiedenis van de filosofie geactualiseerd zodat ze boeiend wordt voor de hedendaagse mens, inspirerend voor de mens van morgen.’
426 Leo Geerts, ‘Ward Ruyslinck: Op toernee met Leopold Sondag. I. Ward Ruyslinck, een generatie later. II. Praten met Ruyslinck over zijn nieuw boek. III. Recensie: Sondag of Ruyslinck als filosoof. IV. Voorpublicatie’. In: De Nieuwe, 29 september 1978.
Fernand Auwera, ‘Een filosoof in Vlaanderen’. In: Volkskrant, 21 oktober 1978.
F. De Keyser, ‘Ruyslincks ontdubbeling. Romangebeurtenis in Lage Landen’. In: Het Laatste Nieuws, 26 oktober 1978.
Wim Hazeu. ‘Het dualisme van Ward Ruyslinck’. In: Hervormd Nederland, 25 november 1978.
Paul de Wispelaere, ‘Eerlijkheid in plaats van heersende ideologieën in roman van Ruyslinck’. In: Het Vaderland, 9 december 1978.
Alfred Kossmann, ‘Nieuwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Het Vrije Volk, 16 december 1978.
Jo Duym, ‘Ward Ruyslinck, Op toernee met Leopold Sondag’. In: ’t Pallieterke, 19 december 1978.
Alfred Kossmann, ‘Ward Ruyslinck houdt spanning niet vol’. In: Dagblad Noord Limburg, 27 december 1978.
Daan Cartens, ‘Tussen filosofie en de sensualiteit’. In: Bzzlletin 62, januari 1979.
Ab Visser, ‘Op toernee met Leopold Sondag. De apotheose van Ruyslinck’. In: Elseviers Magazine, 20 januari 1979.
Lic. Frans Heymans, ‘Ruyslinck’s nieuwste: Op toernee met Leopold Sondag’. In: Lektuurgids, februari 1979.
Rob Vooren, ‘Vier in één of literatuur van autoritaire elite. Pil. Op toernee met Leopold Sondag’. In: Leidsch Dagblad, 25 mei 1979.
Eric Rinckhout, ‘Ruyslinck, Cox, Belser, Sondag en de andere vermommingen van Raymond de Belser’. In: Yang, jrg. 15, 1979.
Aarnout de Bruyne. ‘Op toernee met Leopold Sondag of de geloofsbrieven van de pariabeschermer’. In: Ons Erfdeel, jaargang 23, 1980, p. 590-594.
427 Wim Hazeu, ‘Op toernee met Ward Ruyslinck’. In: Haagsche Courant, 27 november 1978.
428 Herman Moscoviter, ‘Ward Ruyslinck in de ban van Erich Fromm’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 29 juni 1979. Geraadpleegd op Delpher op 30 juni 2016: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011018753: mpeg21:a0416
429 IJlings naar nergens, p. 184-193
430 Vlaamse schrijvers, vijfentwintig portretten door Gaston Durnez, Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1982, p. 36, afb. 1.
431 De uilen van Minerva, p. 199-204
432 Het gedicht ‘Taal (1)’, Hunkerend gevangen, p, 15.
433 Voor het Internationale Jaar van het Kind – in 1979 uitgeroepen door de Verenigde Naties – werd ook in Nederland een Nationale Commissie opgericht. Die Commissie moest de situatie van kinderen in Nederland en in de Derde Wereld inventariseren, geconstateerde tekortkomingen evalueren en aanzetten tot actie.
434 De quote van Victor Hugo (1802-1885) is in Nederland als gezegde in gebruik geraakt: ‘Als het kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin.’ en komt uit het begin van een lang gedicht met de eerste strofe:
Lorsque l’enfant paraît, le cercle de famille
Applaudit à grands cris. Son doux regard qui brille
Fait briller tous les yeux,
Et les plus tristes fronts, les plus souillés peut-être,
Se dérident soudain à voir l’enfant paraître,
Innocent et joyeux.
435 spes Patriae ~ de hoop van het vaderland: de jeugd.
436 NN, ‘Pianist de Belser in Vlissingen’. In: De Stem, 15 februari 1979
437 Jan Vanriet is thans een vooraanstaand beeldend kunstenaar, dichter en schrijver.
In 2010 werd Jan Vanriet door het management van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen uitgenodigd om – voordat het museum in 2010 voor vele jaren zou worden gesloten voor verbouwing en renovatie – zijn tentoonstelling ‘Closing Time’ in te richten met een selectie uit de collectie meesterwerken van het museum in confrontatie met een retrospectieve keuze uit eigen werk. Een indrukwekkende expositie.
Annex 8: folder en omslag catalogus Closing Time.
438 Daniël Wayenberg (1929-2019) werd zeker in die tijd beschouwd als een van de grootste Nederlandse pianisten. In 1953 maakte hij zijn debuut in de Carnegie Hall in New York met Rachmaninoffs tweede pianoconcert. In Nederland was hij bij het grote publiek bekend als een van de ‘Gevleugelde Vrienden’ met Pieter van Vollenhoven, Tonny Eyk, Laurens van Rooyen, Louis van Dijk en Pim Jacobs.
439 Schumann had voor Fantasiestücke opus 12 zijn inspiratie gevonden in de twee figuren Eusebius en Florestan uit Fantasiestücke in Callots Manier van de schrijver E.T.A. Hoffmann (de ‘aartsvader’ van het kortverhaal). Eusebius en Florestan personifiëren de dualistische natuur van Schumann. Eusebius is de dromer, terwijl Florestan de passie van Schumann vertegenwoordigt. In acht delen komen de karakters afzonderlijk en soms afwisselend aan het woord. De keuze voor dit muziekstuk was opmerkelijk, omdat de dualiteit in de muziek van Schumann direct aansloot bij de dualistische natuur van Ward Ruyslinck.
440 Ward Ruyslinck, Alle verhalen, Elsevier Manteau, 1979. -205p. Reeks: Grote Marnixpocket. – Antwerpen; vol. 209. Afm.: 20 x 12.50 (paperback), geïllustreerd door Jan Vanriet.
Ten behoeve van de auteur werden van deze uitgave 20 exemplaren gebonden.
441 Leo Geerts, ‘De verhalen van Ruyslinck’. In: De Nieuwe, 23 november 1979.
Ronny De Schepper, ‘Een derde vijftiger: Ruyslinck | Ward doopt zijn pen in ’s werelds smart’. In: De Rode Vaan, 13 december 1979.
442 De primaire bibliografie bevat een lijst met negen teruggevonden verhalen van Raymond De Belser, vier van Kroksteen en van Ward Ruyslinck tweeëndertig (tot 1979), waarvan er slechts twintig zijn opgenomen in de bundel Alle verhalen.
De verhalen ‘Het meisje dat de vrede opat’, ‘De barstenmaker’ en ‘De Grote Buurman’ uit Het ganzenbord werden wel opgenomen, maar niet het verhaal ‘De geluksboom’ verteld door Zapotin in Het dal van Hinnom. Dit verhaal werd onder meer in de uitzending over Ward Ruyslinck op 6 maart 1969 door de acteur Albert van Dalsum voorgedragen.
443 Wim Zaal, ‘Ward Ruyslinck: schrijven tegen de bierkaai’. In: Elseviers Magazine, 22 november 1980.
444 De Franse uitgever Morel met de vertaalrechten van werk van Ward Ruyslinck is in 1981 failliet gegaan, waarbij de vertaalrechten in de failliete boedel terecht kwamen.
445 Een paar maanden later stuurde hij zijn sombere ontboezeming aan Lode Ramakers als introductie voor het geplande interview.
Lode Ramaekers, ‘Een avondje met Ward Ruyslinck’. In: Het Belang van Limburg, 3 november 1979.
446 Arina Buytendorp studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen.
Haar olieverf schilderij (prvé-bezit) en ‘psychologisch portret’ van Ward Ruyslinck (collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, ook in Vlaamse schrijvers, vijfentwintig portretten door Gaston Durnez, p. 38, fig. 5):
447 Eerste zin uit de onvoltooide roman Achter de schutting.
448 Jef Geeraerts maakte in 1959 en 1960 in de Congo deel uit van een militaire eenheid die vechtende stammen uit elkaar moest houden en toezicht hield op onder meer wegwerkzaamheden.
449 Ruyslinck refereert hier aan Geeraerts’ roman Kodiak 58. De kodiakbeer is de grootste ondersoort van de bruine beer.
450 De Pijnbank, over martelingen als pressiemiddel op politieke gevangenen, Uitgeverij Contact in samenwerking met Amnesty International, Amsterdam, 1974, met 24 bijdragen van onder anderen H.J.A. Hofland, J. Bernlef, Aad Nuis, Leo Vroman, A. Koolhaas, Wim Hazeu, A. den Doolaard, Alfred Kossman, Andreas Burnier, Hugo Raes en Ward Ruyslinck, ‘Deblokkering van het geweten’ (p. 109-118).
451 Ward Ruyslinck, Wurgtechnieken, Elsevier Manteau, 1980. -205p. Reeks: Grote Marnixpocket. – Antwerpen; vol. 209. Afm.: 20 x 12.50 cm (paperback).
452 Stanley Milgram, Obedience to Authority: An Experimental View, Harper & Row, 1974. Het experiment van Milgram (psycholoog aan de Yale University) was bedoeld om van iemand de bereidheid te meten om gehoor te geven aan een opdracht die strijdig is met het persoonlijk geweten.

Rutger Bregman wijdt in zijn boek De meeste mensen deugen (de Correspondent, 2019) een heel hoofdstuk aan de kwaliteit van dit onderzoek.

453 Dat dit wantrouwen terecht was, bleek vijfendertig jaar later toen de martelpraktijken in het gevangenkamp Guantanamo Bay bekend werden.
454 Ronald Soetaert, ‘Ward Ruyslinck, Zorgvuldige thriller’. In: De Morgen, 30 oktober 1980.
Fernand Auwera, ‘Wurgtechnieken doen Ruyslinck de das om’. In: De Nieuwe Gazet, 31 oktober 1980.
Jan Verstappen, ‘Wurgtechnieken een roman van Ward Ruyslinck’. In: Leidse Courant, 17 januari 1981.
A . Buckens, ‘Wurgtechnieken: Helemaal Ruyslinck’. In: Brabants Nieuwsblad, 29 januari 1981.
Rob Vooren, ‘Cynische Ruyslinck over een Boliviaanse folteraar. Wurgend realisme’. In: Leidsch Dagblad, 12 maart 1981.
Marcel Janssens, ‘Wurgtechnieken volgens Ward Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 126, juni 1981.
A. Demedts. ‘Een schoft’. In: De Standaard, 9 oktober 1981.
455 Jaap Koopmans, ‘De wurger heeft een menselijk gezicht. Sterke psychologische roman van Ruyslinck’. In: Haagsche Courant, 8 november 1980.
456 Wim Zaal, ‘Ward Ruyslinck: schrijven tegen de bierkaai’. In: Elseviers Magazine, 22 november 1980.
457 Ab Visser, ‘Romans van Ward Ruyslinck en Willem Brakman’. In: Leeuwarder Courant, 1 november 1980.
458 Dr. barones Francine de Nave aan mij tijdens een ontmoeting in het Museum Plantin-Moretus op 9 april 2015.
459 Currier & Ives-prints waren populaire 19e-eeuwse lithografieën uit de New Yorkse drukkerij van Nathaniel Currier en zijn compagnon J. Merritt Ives.
460 In 2009 gaf Uitgeverij Pegasus het Pools-Nederlands Woordenboek uit onder redactie van de inmiddels 60-jarige Zofia Klimaszewska.
461  In de nalatenschap Ruyslinck trof ik een foto aan van Ruyslinck met Zofia Klimaszewska in de tuin van het Plantijnse huis.

Ward Ruyslinck/Raymond De Belser tussen Zofia Klimaszewska (links) en haar Poolse chaperonne.

462 Wim Zaal, ‘Ward Ruyslinck: schrijven tegen de bierkaai’. In: Elseviers Magazine, 22 november 1980.
463 Ward Ruyslinck, Valentijn Van Uytvanck 1896 – 1950, Tekenaar zonder vaderland, Manteau, 1977. -61p. Afm.: 23 x 21.
Gaston Durnez, ‘Vergeten tekenaar in eer hersteld. Ward Ruyslinck in het spoor van Valentijn Van Uytvanck’. In: De Standaard, 29 en 30 oktober 1977.
464 R. De Belser, ‘Omtrent een ontwerp-tekening van Erasmus Quellin’, Antwerpen, Tijdschrift der Stad Antwerpen, juli 1977, nr. 2, p. 98-100.
465 Dagboek, mijmeringen, 29 juli 1992, manuscript in Letterenhuis.
466 R. De Belser, ‘Het Stedelijk Prentenkabinet’. In: Sodipa, jrg. 26, nr. 3, 1978.
467 R. De Belser, Adjunkt-Bibliothekar des Plantin-Moretus Museums und des Städtischen Kupferstichkabinetts, Die Zeichenkunst von Rubens und Jordaens. In: Catalogus P.P. Rubens & J. Jordaens: Handzeichnungen aus öffentlichen belgischen Sammlungen, Kunstmuseum Düsseldorf, Wallraf-Richartz-Museum und Museum Ludwig, Köln, 1979.
468 Ward Ruyslinck, adjunct-bibliothecaris bij het Museum Plantijn-Moretus en Stedelijk Prentenkabinet, ‘Kiliaan en het Plantijnse huis’. In: De Autotourist, jrg. 32, br. 14, 1 oktober 1979.
469 R. De Belser, ‘Antwerpse grafiek 1830-1980, notities bij een tentoonstelling in het Stedelijk Prentenkabinet, 11 juli – 28 september 1980’. In: Antwerpen: tijdschrift der Stad Antwerpen, nr. 4, december 1980, p. 181-185.
In zijn artikel selecteerde hij afbeeldingen van etsen, litho’s en houtsneden van Henri De Braekeleer (1840-1888), Eugeen Van Mieghem (1875-1930), Eugeen Yoors (1879-1975), Joris Minne (1897-1988), Antoon Herckenrath (1907-1977), René De Coninck (1907-1978), Jean-Marie Legrand (*1933) en Roger Van Akelijen (*1948). Van deze laatste kunstenaar had De Belser uit dankbaarheid voor zijn werk een surrealistische kleurenets gekregen, die tot aan zijn dood zijn woonkamer sierde.
470 Eddy Ausloos, Beelden uit een Plezante Stad, Uitgeverij Ksylos, Antwerpen, 1977.
De luxe map met een kwart etsplaat op de omslag bevat 5 zinkgravuren.
471 ‘Op zoek naar de verloren tijd’, À la recherche du temps perdu is een roman van Marcel Proust, die in zeven delen is uitgegeven.
472 Ward Ruyslinck, ‘De hoeven van weleer’. In: Eddy Ausloos: Verdwenen Berchemse hoeven, een minimapje. Afm.: 17 x 21,5 cm, met 6 originele gehandtekende etsen van E. Ausloos, verscheen als Arsenaal-uitgave in een oplage van 40 genummerde exemplaren. De voorbeschouwing werd speciaal voor deze uitgave geschreven door Ward Ruyslinck, 1982.
De mapjes werden in het ‘Kolofoon’ eveneens ondertekend.
In exemplaar nr. 1/40 voegde hij daar aan toe: ‘een boeremappeke veur Wardje! Met boeregroeten E. Ausloos…’
473 E. Verhaeren, ‘Un peintre symboliste’. In: L’Art Moderne, 24 april 1887.
474 E. Verhaeren, ‘Le passeur d’eau’ uit de bundel Les Villages illusoires, Brussel, 1895.
Honderd jaar later schreef Aarnout de Bruyne De veerman van Sint-Amands. Verschenen [met foto’s van Jaap Meima] in de Slibreeks, Stichting Kunstuitleen Zeeland, Middelburg, 1996.
Bij de presentatie van het boekje zei Ruyslinck: ‘Verhaeren was voor mij een onontkoombare boeiende aanwezigheid in mijn dagelijks bestaan. Ik inventariseerde een deel van de schenking, ik leidde gasten in het kabinet rond en genoot het uitzonderlijke voorrecht ‘Le passeur d’eau’ en andere gedichten in de prachtige ingebonden, oorspronkelijke uitgaven te lezen.’
475 E. Verhaeren-W. Ruyslinck-F. Khnopff-A. Goezu, Sphinge, Galerij De Zwarte Panter, Antwerpen, 1977. N.B. In het Frans duidt het woord ‘sphinge’ op de Griekse, vrouwelijke sfinx.
476 Bert Peleman (samensteller), Het dorp in de kunst. Le village et les arts. Das Dorf in der Kunst. The village in art. Uitgever: Esco Books, Antwerpen, 1978.
477 Ward Ruyslinck (Helena Bussers, werkleider KMSK Brussel, bijschriften bij de reproducties), ‘Hypocrisie en ijdelheid in het profane portret’, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 1981, jrg. 19, nr. 1, p. 3-41.
478 Ward Ruyslinck, ‘De «Menschendämmerung» van Landuyt’. In: Octave Landuyt, Emka, Kruishoutem, 1981.
479 Ward Ruyslinck, Open beeldboek, verzamelde opstellen over plastische kunsten, A. Manteau, Antwerpen, 1983. -170p. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
480 Jules Barbey d’Aurevilly, Les Diaboliques, 1874; in 2009 vertaald door Katelijne de Vuyst & Marij Elias: Duivelinnen en demonen, IJzer, Utrecht. 2009.
481 De Nederlandstalige jury bestond uit R. Boehm (Duitsland, voorzitter) en de leden C.P. Baudisch (Duitsland), B. Carlé (Denemarken), P.H. Dubois (Nederland), M. Feldbrugge (Ierland), L. Fessard (Frankrijk), F. Groppo (Italië), L. Hoffman (Luxemburg), P. King (Engeland). Secretaris was J. Van Hoeck.
482 Goldene Ophelia, Siegfried Mrotzek, Limes Verlag, Wiesbaden-München, 1980.
483 NN, ‘Europalia lauwert’. In: De Standaard, 23 oktober 1980.
484 De Tabbaard, het tijdschrift van ‘De Gilde van OLV Lof in de kathedraal van Antwerpen’.
485 De uilen van Minerva, p. 215-221.
486 R. De Belser, ‘Grafiek’ In: Het Aards Paradijs: dierenvoorstellingen in de Nederlanden van de 16de en 17de eeuw, catalogus voor de tentoonstelling Het Aards Paradijs, Zoo Antwerpen, Marmeren Zaal van 25 september tot 07 november 1982. Uitgave: Kon. Mij voor Dierkunde van Antwerpen/Standaard Uitgeverij, 1982, p. 119-133.
487 Ward Ruyslinck, Antwerpen in oude gravures, met een inleiding van Francine de Nave, NV Scriptoria, Antwerpen. Standaard Uitgeverij Antwerpen-Bussum, met medewerking van “Les Editeurs d’Art Associés”, 1982, Brussel. Druk: Smits Wommelgem-Antwerpen, -123p. Afm.: 32 x 25 (gebonden – stofomslag).
488 L.R., ‘Nieuw prentenboek van oud-Antwerpen’. In: De Antwerpse Morgen, 9 maart 1983.
NN, ‘Het Sprietlopen’. In: De Standaard, 19 maart 1983.
P. Sterckx, ‘De voorkeur van de romanschrijver. Ward Ruyslinck bundelde oude gravures van Antwerpen’. In: De Nieuwe Gazet, 5 maart 1983.
489 Ruyslinck aan mij.
490 Onder meer webstek Marcel Martin < http://users.telenet.be/mmmartin/dicht.htm> en <http://users.telenet.be/mmmartin/goldenophelia.htm> gedownload op 30 oktober 2018, voor het laatst gedownload op 23 maart 2020.
491 Henri Rust (1906-1996) was een Nederlandse filmeditor, vooral werkzaam in Frankrijk, die tussen 1930 en 1977 circa 34 films heeft gemonteerd, waaronder Het mes en Makkers, staakt uw wild geraas onder Fons Rademakers, Les enfants du paradis en vele andere films.
492 Carlos Alleene, ‘Ik loop niet met Marx onder mijn armen’. In: Spectator, 1 mei 1982.
493 Ward Ruyslinck tijdens het radio-interview, ‘Het Eeuwfeest, 100 jaar in één uur radio’, samenstelling en presentatie Pat Donnez, gast: Ward Ruyslinck, Radio 1, 5 september 1999. (CD in privé-archief)
494 Dirk Luyten, ‘Leven en dood van Dirk Vandersteen Jr. Kogelbuien voor bevolking van Kallo’. In: Het Laatste Nieuws, 19 maart 1968.
G.C., ‘Geboorte en dood van Dirk Vandersteen (II). Ward Ruyslinck schreef origineel scenario voor filmreeks van Vlaamse Televisie’. In: Gazet van Antwerpen, 21 maart 1968.
495 NN in de rubriek ‘Wat dacht u ervan?’, ‘Geboorte en moord of… een ontgoocheling rijker’. In: Gazet van Antwerpen, 8 maart 1969.
496 Ward Ruyslinck (ingezonden brief), ‘Hoe kineasten van De Geboorte een miskraam maken, Ward Ruyslinck ontgoocheld over Dirk Vandersteen jr’. In: Gazet van Antwerpen, 12 maart 1969.
497 Janjens Molenaar aan mij. (27 mei 2018)
498 NN, ‘Alweer 1 Vlaams Filmken’. In: Humo, 7 november 1974
499 Arthur Provoost, ‘Bettina: ineens in de hoofdrol. “Jij bent het meisje dat ik nodig heb”’. In: Het Vrije Volk, 9 augustus 1973.
Frans Happel, ‘Belgische filmrol voor Rotterdamse Bettina. “Ik heb ze gewaarschuwd, ik kan niets”’. In: Leidsch Dagblad, 10 augustus 1973.
500 Ward Ruyslinck tijdens het radio-interview, ‘Het Eeuwfeest, 100 jaar in één uur radio’, samenstelling en presentatie Pat Donnez, gast: Ward Ruyslinck, Radio 1, 5 september 1999
501 Wies Andersen was in begin jaren 70 vooral bekend door zijn rol in de VRT-serie rond commissaris Maigret.
502 Henk van Ulsen werd in 1970 onderscheiden met de Louis d’Or voor zijn hoofdrol (Jack Gurney) in De heersende klasse (The ruling Class van Peter Barnes, vertaald door Josephine Soer). De Louis d’Or (een gouden legpenning) is een Nederlandse toneelprijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan de acteur die naar het oordeel van een jury tijdens een seizoen de beste dragende rol (hoofdrol) heeft vertolkt.

Uitgeverij GEKA, Alphen aan den Rijn, 1974
Henk van Ulsen had op de set een goed contact met Ward Ruyslinck blijkens zijn opdracht aan Ruyslinck in:

503 NN, ‘Henk van Ulsen in Golden Ophelia’. In: Het Vrije Volk, 25 juni 1974;
Jacq. J. d’Ancona, ‘Henk van Ulsen speelt in Belgische zelfmoordfilm’. In: Nieuwsblad van het Noorden, 2 oktober 1974.
504 Jos Burvenich, ‘Golden Ophelia. Te mooi maar boek verdienstelijk’. In: Spectator, nr. 6, 8 februari 1975, p. 54-55.
505 Joos Florquin, Ten huize van …, twaalfde reeks, Davidsfonds, Leuven, 1976, p. 201.
506 F. Papon: ‘Blikken Ophelia: arme Ruyslinck’. In: De Nieuwe Gazet, 17 januari 1975.
Jean-Pierre Wauters, ‘Marcel Martin en Golden Ophelia’. In: Film en televisie, nr. 124, maart 1975.
NN, ‘Mijn nachten met Susan, Olga, Albert, Julie, Piet en Sandra (om van Ophelia maar te zwijgen)’. In: De Standaard, 9 mei 1975.
507 F.D., ‘Marcel Martin te Gent. ‘Golden Ophelia is eerst en vooral sfeerschepping’. In: Het Nieuwsblad, 23 mei 1975.
508 Wim de Poorter, ‘5 jaar Vlaamse filmproduktie (1970-1975). In: Ons Erfdeel, Jrg. 19, p. 69, 1976.
509 Bron: < https://www.cinergie.be/film/golden-ophelia >, gedownload op 31 oktober 2018.
510 Ton Oliemuller, ‘Wierook en tranen staat of valt met Daan Brouwers van 10’. In: Leidse Courant, 10 augustus 1976.
Frank van Dijl, ‘Wierook en tranen. Ward Ruyslincks oorlogsroman op tv’. In: Het Vrije Volk, 28 april 1977.
NN, ‘Wierook en tranen als televisiefilm’. In: Limburgs Dagblad, 29 april 1977.
Ton Hydra, ‘TV-commentaar. Wierook en tranen’. In: Nieuwe Leidsche Courant, 30 april 1977.
Claus Brockhaus, ‘Ward Ruyslinck: Geen interesse voor verleden’ (interview in Museum Plantin-Moretus i.v.m. uitzending film Wierook en tranen op zondagavond 1 mei op Nederland 1). In: VPRO-Gids, 23 april-6 mei 1977.
Klaas Koopman, ‘Interview Wierook en tranen’ (t.b.v. de uitzending op zondagavond 1 mei op Nederland 1). In: NCRV-gids, 23 april-6 mei 1977.
511 Toen Ward Ruyslinck jaren later in De Nieuwe Gazet van 8 april 1986 las dat Harry Kümel de erotische film Secrets of Love draaide, was hij in de cineast die zijn kunstenaarschap verloochende diep teleurgesteld. Het deed hem goed dat Kümel enkele jaren later terugkeerde naar zijn artistieke werk zoals de verfilming van Eline Vere van Couperus.
512 NN in de rubriek ‘Nieuwtjes’, Literatuur, jrg. 3, p. 63, 1986.
513 De boze droom het medeleven, p. 277.
514 Monika Lo Cascio, ‘Interview met Ward Ruyslinck’, in: Anderland, jrg. 1, nr. 2 (1980), p. 3-9.
515 Jan Vanriet aan mij: hij herinnerde zich van Ruyslinck ‘zijn gêne op de jaarlijkse feestjes van Manteau ter gelegenheid van de opening van de boekenbeurs, wanneer Alice een beetje tipsy werd en liefst op de tafel wilde dansen en zingen. Je zag hem lijden, wegzinken in formele excuses.’
516 Uit: Hunkerend gevangen, p. 19 (1980)
517 Ward Ruyslinck, ‘Open brief aan de gevoelsafschaffers’. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 34, nr. 2, maart-april, p. 206-217, 1981 en NVT-cahier nr. 1, Manteau. Afm.: 21,5 x 13,5, -14p.
518 August Vermeylen schreef in 1927: ‘Ik heb wel eens de vermaning van Meredith mogen herhalen: More brains! Maar die tijden zijn achter den rug.’ In: de bijdrage ‘Onze na-oorlogse literatuur’ (A. Vermeylen, Verzameld Werk. II [H. Teirlinck e.a., eds.], Manteau, Brussel, 1951, p. 536).
519 Vijf jaar na zijn overlijden werd op 17 juli 2015 aan zijn geboortehuis in Moorsel, waar Frans Fransaer gedurende 75 jaar zijn officiële woonplaats had, als blijvende herinnering aan hem een gedenkplaat onthuld. Op de gedenkplaat staan enkele strofen uit een van de laatste gedichten van Frans Fransaer: “Ik vaar voortaan alleen nog op gegist bestek”.
520 Ward Ruyslinck, ‘Open brief aan de gevoelsafschaffers’. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 34, nr. 2, maart-april, p. 206-217, 1981 en als ‘NVT-cahier nr. 1’, Manteau. Afm.: 21,5 x 13,5, -14p.
521 Uit een ongedateerd typoscript (in het Letterenhuis) voor een lezing.
522 Ward Ruyslinck, De boze droom het medeleven. Manteau, 1982. -346p. Grote Marnixpocket -vol. 237. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
523 Suz van Elzen. ‘Beiroet, tussen de bommen door, de koffie’. In: Knack-magazine, 29 juli 1982.
524 Interview Chris Dewitte, ‘BRT-3 woord, Ward Ruyslinck – De boze droom het medeleven’. In: Kroniek, 20 september 1982.
525 Herman Depauw en Dirk Van Hulle, ‘Schrijven is het organiseren van de innerlijke chaos, Van De ontaarde slapers tot De boze droom het medeleven’, typoscript voor Ons Weekblad, 1982
526 Frans De Keyser. ‘Ruyslincks vergeefse opstandigheid’. In: Het Laatste Nieuws, 30 maart 1982.
Hans Warren, ‘Romans, Ward Ruyslinck en Theo Kars’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21 augustus 1982.
Willy Copmans, ‘Ward Ruyslinck en de (zijn) Derde Wereldoorlog’. In: Nieuwsblad van Geel, september 1982.
Marcel Janssens, ‘Ward Ruyslinck en het medelijden’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 128,1983.
Freddy Priem, ‘Literaire Verkenningen voor Volwassenen’. In: Moritoen, Brugge: Reeks XVIII, oktober 1984.
527 Deze provinciale prijs is noch op de website www.wardruyslinck.be te vinden, noch elders op internet. Bij navraag werd de toekenning van deze prijs bevestigd door Marcel De Cock, Diensthoofd van het Departement Cultuur – Dienst Bibliotheken en Kunsten van de Provincie Antwerpen.
Later is ook in het Letterenhuis een felicitatie met deze prijs van Arina Buytendorp gevonden:
528 Sjalom (Hebreeuws) betekent vrede. Het woord kan zowel innerlijke vrede aanduiden als vrede tussen bevolkingsgroepen of landen.
529 Monika Lo Cascio, ‘Ward Ruyslinck: ik ben een revolutionair op papier’. In: OH-Magazine, nr. 4, 1982.
530 Ward Ruyslinck, Leegstaande huizen, Manteau. -195p. Grote Marnixpocket -vol. 252. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
531 Rob Vooren, ‘Gevarieerde verhalen Ruyslinck’. In: Leidsch Dagblad, 19 oktober 1983.
Marcel Janssens, ‘Ward Ruyslinck en het werkwoord schiften’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 129, 1984.
Wim Hazeu, ‘Waarom is Ruyslinck uit de tuin der letteren gestoten?’. In: Hervormd Nederland, 23 juni 1984.
532 Ward Ruyslinck, Signalement, Zeeuws Kunstenaarscentrum. -24p. Afm.: 10×15. (Tekeningen Peer van Meer) Slibreeks vol. 20, Zeeuws Kunstenaars Centrum, Middelburg, 1983.
Aarnout de Bruyne (1942-2009) – sinds 1972 bevriend met Ward Ruyslinck – was meer dan 30 jaar hoofdredacteur van de Slibreeks. De Slibreeks wilde mensen op een laagdrempelige manier kennis laten maken met literatuur en beeldende kunst; een groot aantal van de boekjes is speciaal vormgegeven door een kunstenaar.
533 In 1968 werd in Brugge een volkshogeschool opgericht. De vzw (vereniging zonder winstoogmerk) werd ‘Moritoen’ gedoopt, naar de Brugse dichter uit de 14e eeuw die bekend werd door het boek Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift van Heeroma. De vzw wilde een veelzijdig cultureel, ondernemende en sociaalgericht actieve vereniging zijn voor een breed publiek en vele bijeenkomsten en activiteiten van uiteenlopende aard organiseren. Het ruime cursusaanbod voor jongeren en volwassenen omvatte ook literatuur.
In de allereerste reeks ‘Literaire verkenningen voor volwassenen’ had Ruyslinck in april 1968 gesproken over Het reservaat in het T.J. Rijkenheem te St. Michiels.
In de serie ‘Literaire werkgemeenschap voor jongeren’ sprak Ruyslinck op 2 maart 1971 over De ontaarde slapers, op 25 oktober 1984 over De boze droom het medeleven en op 18 maart 1987 over Leegstaande huizen.
Helaas moest de vzw zichzelf eind 2013 opheffen door het uitblijven van subsidie van de Vlaamse overheid.
534 Ronny Verhelle, Bernard Verstraete, ‘Vragen tekstanalyse en antwoorden bij Leegstaande huizen van Ward Ruyslinck’. In: Moritoen, Kortrijk: Reeks XIV, 14 februari 1987.
535 ‘Malderus Museum’ is de fictieve naam van Antwerps ‘Museum Plantin-Moretus’ in Ruyslincks autobiografische fictie De uilen van Minerva.
536 NN, ‘Ruyslinck gastspreker in Zweden’. In: De Nieuwe Gazet, 7 maart 1983.
537 In juni 1983 bracht Per Holmer met zijn vrouw Gunilla een tegenbezoek aan Ward Ruyslinck in Pulle, blijkens foto’s in de nalatenschap Ruyslinck.

538 Jos van Ussel, Intimiteit, Loghum Slaterus, 1975.
539 Interview Fernand Auwera voor Knack in juni 1971 in typoscript, Letterenhuis te Antwerpen.
540 NN, ‘De literaire prijs van OH-Magazine’. In: OH-Magazine, december 1983.
541 Herwig Waterschoot (De nacht van de stier), Lydia Chagoll (Zes maanden en zes jaren), Staf Schoeters (Het gelag wordt betaald), Anne Riemeers (Liedjes zingen op de fiets) en Ward Ruyslinck (Het reservaat).
542 R. De Belser, ‘De BBC in het Museum Plantin-Moretus’. In: Sodipa, november 1983.
543 Volledige titel Den Spieghel des Kersten Levens: Beslutende, tverclaers vanden thien gheboden Gods, en vanden VII sacramenten der heyligher Kercken, also verre alst den ghemeynen Kerstenen noot is te ghelooven en profijt te weten om metten wercken te beleven, geschreven door Thomas van Herentals in 1529 en door Frans Titelmans voor het eerst uitgegeven in 1532 bij Symon Cock (postuum, Thomas stierf in 1530).
De minderbroeders of franciscanen waren bijzonder strijdlustig tegen reformatorische activiteiten en de franciscaan Thomas van Herenthals preekte al sinds 1519 om de gelovigen tegen nieuwlichters te wapenen, waarna hij het op papier zette.
544 Ward Ruyslinck, ‘De gebarsten spiegel van Thomas van Herentals’. In: Topics, in de rubriek ‘Literaire wandeling’, 11 juli 1984.
545 Het angelus, in Nederland ‘Engel des Heren’, is een katholiek gebed dat van oudsher driemaal daags gebeden wordt: om 6, 12 en 18 uur. Bij het kleppen van het angelusklokje op die tijden stopten vroeger de gelovigen om te bidden. Vóór het uitgaan van de lagere school voor de middagpauze werd in de jaren vijftig nog op de katholieke lagere school om 12 uur het ‘Engel des Heren’ gebeden, wat – door de lengte van het gebed en daarmee het uitstel van het uitgaan van de school – bij kinderen (in ieder geval bij mij) wrevel opwekte.
546 Dienst voor Informatie, Knipselkrant Vanuit het Antwerps Stadhuis, 9 april 1984 met onder andere het knipsel: NN. ‘Personeelsbestand’, in: De Nieuwe Gazet, 7 april 1984.
547 Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831): ‘Wenn die Philosophie ihr Grau in Grau malt, dann ist eine Gestalt des Lebens alt geworden, und mit Grau in Grau läßt sie sich nicht verjüngen, sondern nur erkennen; die Eule der Minerva beginnt erst mit der einbrechenden Dämmerung ihren Flug’.
‘Wanneer de filosofie haar grijs op grijs schildert, is er een vorm van leven oud geworden, en met grijs op grijs laat die zich niet weer jong maken, maar kennen we haar slechts; de uil van Minerva begint zijn vlucht pas bij het invallen van de schemer.’ Met andere woorden: ‘pas nadat er iets gebeurd is, kun je inzicht krijgen in wat er aan de hand was.
548 Uit neurowetenschappelijk onderzoek is een verband tussen creativiteit en een bipolair-schizofreen continuüm aannemelijk gebleken. Hoewel Ward niet behandeld hoefde te worden voor schizofrenie, vertoonde hij zeker enkele symptomen van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Hij was vaak erg angstig en achterdochtig en voelde zich vrijwel steeds ongemakkelijk in een groot gezelschap.
549 Ward Ruyslinck, ‘Budgetvreters’, gepubliceerd in Cyanuur, 1959, nr. 11, p. 21-25 en in Roeping, Cultureel maandblad, jaargang 36, nr. 7 (H. Gianotten, Tilburg, november 1960).
550 Piet Sterckx, ‘Tentoonstelling Richard de Bas in het Museum Plantin-Moretus’. In: De Nieuwe Gazet, 21 mei 1959.
551 De cultuurfilosoof Jaap Kruithof was in het voorjaar van 1984 bereid gevonden zitting te nemen in de raad van advies van De uil van Minerva. Tijdschrift voor geschiedenis en wijsbegeerte van de cultuur.
552 ‘De Redactie stelt voor De uil van Minerva’. In: De uil van Minerva. Tijdschrift voor Geschiedenis en Wijsbegeerte van de Cultuur, Volume 1, nummer 1, Herfst 1984, Gent.
553 Hij leidde tal van prominenten rond, zoals Paavo Kaarlehto, ambassadeur van Finland, Charles Price ambassadeur van de VS en echtgenote, F. Ceska, ambassadeur van Oostenrijk en echtgenote, de Poolse vice-minister van Buitenlandse zaken J. Czyrek, de heer Puja, minister van Buitenlandse zaken van Hongarije en echtgenote, de heer Sarkissov, voorzitter van het Presidium van de Opperste Sovjet van Armenië en Vice-voorzitter van het Presidium van de Opperste Sovjet van de USSR, vergezeld door een afvaardiging van de Sovjet der Nationaliteiten, mevrouw Magda Molnár van het Hongaarse Ministerie voor Cultuur (Departement voor Buitenlandse Literatuur), met wie hij ook uit eten ging. (Bron: correspondentie en jaarverslagen van het Museum Plantin-Moretus)
554 Mondelinge mededeling van de adjunct-conservator (tot 1969) prof. dr. Hendrik D.L. Vervliet in een gesprek op 12 april 2016 te Wilrijk, Antwerpen, waarbij hij onder meer vertelde dat De Belser de vreemde talen beheerste als niemand anders in het museum.
555 René de Coninck, 1907-1978: catalogus van zijn etsen uitgegeven naar aanleiding van de retrospectieve tentoonstelling. Uitgever: Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven en Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, 1980.
556 Mededeling van een ex-medewerker van het museum.
Ruyslinck in De uilen van Minerva, p. 99: ‘Hij zat nu nog langer dan gewoonlijk op het toilet te mediteren, …’
557 De uilen van Minerva, p. 215.
558 Jan Lampo, ‘De uilen van Minerva, Ward Ruyslinck: autobiografische fictie’. In: De Nieuwe, 5 september 1985.
559 Magda Vergauwen-Van Elsen aan mij.
560
Jan Vanriet, Majakovski (aquarel, 1983) (прозодежда – overalls)

Uit: Majakovski, ‘Verse vom Sowjetpaß’, 1929.
Hugo Huppert. Suhrkamp, Frankfurt am Main 1980.
Bij zijn bezoek aan Moskou in 1969 liet Ruyslinck zich fotograferen vóór het standbeeld van Majakovski (p. 327).

561 Johannes Malderus (1563-1633) was de vijfde bisschop van het bisdom Antwerpen. Hij was een geleerd man en schreef veel traktaten – die gedrukt werden bij Plantin – zoals onder meer Catholijck onderwijs tot versterckinghe vanden crancken in’t gheloove, Antwerpen, Plantin, 1613 en Tractatus de Sigillo Confessionis Sacramentalis, Antwerpen, ex Officina Plantiniana, 1626.
562 In 1984 verscheen bij Uitgeverij Flandria Nostra, Torhout, een facsimile van het in 1865-1870 verschenen ‘Algemeen Vlaams Idioticon’ het eerste Vlaams dialectwoordenboek van Lodewijk Schuermans, priester, taalkundige, grondlegger van het Davidsfonds en naamgever aan deze fictieve voorouder uit de 17e eeuw. Dat Ruyslinck bisschop Malderus een kleinzoon toedichtte was een kleine grimmige sneer naar de katholieke kerk. Priesters hadden zich aan het celibaat te houden. Zo heeft Erasmus – de zoon van een priester en zijn huishoudster – de last van zijn onwettige geboorte moeten torsen. Hooggeplaatste geestelijken echter konden hun nageslacht op hoge functies plaatsen, zoals bijvoorbeeld de Borgia’s in Italië.
563 IJlings naar nergens, p. 21-23.
Krasse taal naar de buitenwereld (naar o.a. Aarnout de Bruyne en de pers), maar in het museum was de sfeer bij De Belsers afscheid van het Prentenkabinet heel wat vriendelijker:
Geschenken over en weer: De Belser bood Francine de Nave veertien ex-librissen aan en zij schonk hem een grote ets van Frans Huys.
Annex 9: beschrijving bij de ets ‘Meester Jan Slechthoofd’.
564 NN, ‘Kunstenaars aan het hof’. In: De Standaard, 1 februari 1985. (zie foto in Dubbellevens, p.336)
565 Ward Ruyslinck, ‘Gekroonde en gelauwerde hoofden. Het onheilspellend Orwelljaar 1984 behoort nu definitief tot het verleden…’, toespraak in het Provinciehuis te Antwerpen op 31 januari 1985, in aanwezigheid van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola en van tientallen Vlaamse kunstenaars die door de Gemeenschapsminister van Cultuur, Karel Poma, gehuldigd werden. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 130, mrt, april 1985.
Annex 10: tekst voordracht ‘Gekroonde en gelauwerde hoofden’.
566 Raymond De Belser, ‘Een nieuwe schenking Jos Hendrickx aan het Stedelijk Prentenkabinet’. In Cultureel jaarboek 1984, 1985. Het artikel werd geïllustreerd met houtsneden van Hendrickx: ‘De wandelende jood’, ‘Wapenschild Stad Antwerpen’, ‘Antverpia’, en de ets ‘Meisje’.
567 Raymond De Belser, ‘Heidelberger drukpers voor het Museum Plantin-Moretus’. In Cultureel jaarboek 1984, 1985.
568 NN, ‘Ward Ruyslinck spreekt over zijn nieuwe roman De uilen van Minerva’. In: Het Volk, 23 februari 1985.
J.L., ‘De uilen van Minerva. Ward Ruyslinck over zijn jongste autobiografische roman’. In: Het Laatste Nieuws-De Nieuwe Gazet, 4 maart 1985.
Carlos Alleene, ‘Ward Ruyslinck: Ik ben altijd het haasje geweest’. In: Het Volk, 2 april 1985.
569 Ward Ruyslinck, De uilen van Minerva, Manteau, Antwerpen, 1985. -223p. Reeks: Grote Marnixpockets vol 287. Afm.: 20 x 12.50 (paperback).
570 Blijkens het enthousiaste begeleidende briefje van Ilona Hodes, toen ze Ruyslinck op 5 september 1984 foto’s van de presentatie toezond.
571 Film Ward Ruyslinck, in de serie ‘Schrijvers in beeld’ van de Stichting schrijvers in beeld, Amsterdam, 1985 (25 min. kleur, geluid).
572 De dichter Tony Rombouts werkte bij de Dienst voor Informatie.
573 Wim Zaal, ‘Voorstellen van De uilen van Minerva’, manuscript in Letterenhuis.
574 De Antwerpse dichter en romanschrijver Roger Avermaete (1893-1988) was een van de laatste Frans-schrijvende Vlamingen. De in Antwerpen woonachtige componist Renier Van der Velden (1910-1993) was op 14 januari 1985 75 jaar geworden. Hij was een belangrijke leerling van de beroemde Belgische componist Joseph Jongen, en had vele bekroonde composities geschreven. Zijn eerste ballet ‘Provinciestad 1900’ op een scenario van Roger Avermaete componeerde hij in 1937.
575 Ook zij werd bij promoties altijd overgeslagen, terwijl ze haar talen – Frans, Engels en Italiaans – goed beheerste.
576 Brief in privé-archief.
577 Fernand Auwera, ‘Mensen waarmee je jarenlang leeft’. Open brief aan Raymond De Belser over ‘Ward Ruyslincks jongste «roman»’. In: De Nieuwe Gazet, 1 september 1985.
578 Administratie in Belgisch spraakgebruik: administratief ambtenarenbestel (uit het Frans: administration).
579 Hij heeft niet beweerd dat hij de werken van Voet heeft geschreven, maar zei dat Voet zich het werk van zijn medewerkers toe-eigende en vermelding van bijdragen van zijn ‘onderdanen’ niet nodig achtte.
580 ‘Ward Ruyslinck reageert. Antwoord aan Auwera’. In: De Nieuwe Gazet, 7 september 1985.
581 Er waren mensen die veronderstelden dat De Belser een eenvoudig baantje bij de Stad Antwerpen bekleedde, zodat hij ruimte had om te schrijven. Het tegendeel was waar: tijdens werktijd mocht hij alleen schrijven voor het museum en voor de Stad. Wanneer hij vroeger weg wilde moest hij toestemming hebben van de conservator en die was erg zuinig met de werktijd van De Belser. Hij kreeg zelfs geen vrij voor deelname aan de vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde of een uurtje extra voor een lunch op de Belgische ambassade in Den Haag. Pas onder adjunct-conservator Francine de Nave kreeg hij meer ruimte voor zijn verplichtingen als schrijver en als lid van de Academie.
582 Fernand Auwera, ‘Antwoord aan Ward Ruyslinck’. In: De Nieuwe Gazet, 15 september 1985.
Fernand Auwera was geen fan van Ruyslinck blijkens zijn recensies ‘Ward Ruyslinck is moe’ (1969), ‘In naam van de beesten’ (1976), ‘In naam van de artiesten’ (1983), ‘Een filosoof in Vlaanderen’ (1978), ‘Wurgtechnieken doen Ruyslinck de das om’ (1980). Het artikel na de verdwijning van de Argentinië-film loopt over van leedvermaak. Bij zijn artikelen plaatste hij steevast ‘met duivels plezier’ een foto (steeds dezelfde) waarop Ruyslinck op z’n onvoordeligst uitkwam.
583 Courteline (1858 – 1929) was een Frans satirisch toneelschrijver met een opmerkelijk scherpe en cynische humor.
584 F. De Keyser, ‘De andere wereld van Ruyslinck’. In: Het Laatste Nieuws, 14 en 15 september 1985.
585 Dr. barones Francine de Nave aan mij.
586 Ruyslinck aan mij.
587 Jos Vranckx, ‘De uilen van Minerva of het sjagrijn van een kleine ambtenaar’. In: Gazet van Antwerpen, 3 oktober 1985.
588 H.R., ‘Een schrijver mag niet verzwijgen’. In: Het Belang van Limburg, 30 september 1985.
589 Dr. barones Francine de Nave zei mij: “Ik kwam er in het boek genadig van af.”
590 Magda Vergauwen-Van Elsen aan mij en bevestigd in een brief van een voormalige portier van het Museum Plantin-Moretus, die het boek wilde kopen, maar het nergens kon krijgen.
Annex 11: brief ex-collega, ex-portier van Museum Plamtin-Moretus.
591 Snoecks 1976, p. 63, ‘Een ovatie voor Peter Ustinov’, een interview afgenomen door Ward Ruyslinck.
592 Publikatie MPM/PK 8, Een halve eeuw Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen (1938-1988), Onder redactie van Dr. Francine de Nave, uitgave Stad Antwerpen, 1988.
593 R. De Belser, ‘Het Stedelijk Prentenkabinet bestaat 40 jaar’. In: Sodipa, jrg. 26, nr. 3 (1978)
594 Magistraal, meesters van het Plantin Genootschap 1951-1974, Plantin Genootschap Hoger Instituut voor Drukkunst en Grafische kunsten, Catalogus bij de tentoonstelling 27 september – 30 december 2007, Antwerpen, Museum Plantin-Moretus en Prentenkabinet, 2007.
595 NN, ‘De uilen van Minerva, Nieuwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Gazet van Antwerpen, 3 september 1985.
Marc Reynebeau, ‘Omzien in wrok. De memoires van Ward Ruyslinck’. In: Knackmagazine, 4 september 1985.
J. Vs, ‘Nieuwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Gazet van Antwerpen, 6 september 1985.
NN, ‘Ruyslinck’. In: serie ‘Boekweit’, De Standaard, 21 september 1985.
Hugo Bousset, ‘De uilen van Ward Ruyslinck’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 131, 1986.
596 Jos Borré, ‘De paria als woesteling’. In: De Morgen, 7 september 1985
597 Henk Egbers, ‘Ward Ruyslinck geeft zijn eigen leven een trap na’. In: De Stem, 21 september 1985.
598 Hans Werkman, ‘Een ambtelijke worm en een letterkundige leeuw’. In: Nederlands Dagblad, 11 januari 1986.
599 J. Huisman, ‘Voor spek en bonen. Ward Ruyslinck in topvorm’. In: Algemeen Dagblad, 21 september 1985.
600 Wim Zaal, ‘Een woedend boek van Ruyslinck. De stem van de monddode meerderheid’. In: Elseviers Magazine, 7 september 1985.
601 Gaston Claes, ‘Zie sprak met Ward Ruyslinck’. In: Zie Magazine, Zondagsvriend, 12 mei 1966.
602 Hunkerend gevangen, p. 34
603 IJlings naar nergens, p. 75, 128.
604 Ward Ruyslinck, Stille waters, Manteau Antwerpen-Amsterdam. -259p. Grote Marnixpocket -vol.324. Afm.: 20 x 12.50 (paperback),
Opdracht: ‘Aan mijn lieve kleinzoon Mathias’.
605 Het twaalfde hoofdstuk met de titel ‘Necrologie’, met beschrijvingen van gebeurtenissen met betrekking tot enkele familieleden, vriendjes en vriendinnetjes uit zijn jeugd die tijdens de oorlog zijn vermoord en omgekomen, heeft hij vóór uitgave van ‘Stille waters’ verwijderd uit het manuscript. Het relaas van zijn jeugd stopt vóór de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.
606 Ward Ruyslinck, Verkenners, 1986. Manteau. -26p., Afm.: 13×21 cm.
607 Zijn maandenlange verblijf in het ziekenhuis heeft mogelijk bijgedragen aan de ontwikkeling van zijn dualistische persoonlijkheid. Wellicht is daardoor deze episode in het boek langer uitgesponnen dan Vermeiren noodzakelijk achtte.
608 Koen Vermeiren, ‘De diepe gronden van Ward Ruyslinck’, voorstellen van ‘Stille waters’, september 1987, typoscript in Letterenhuis.
609 Wim Zaal, ‘Een genadeloos zelfportret, Ward Ruyslinck over zijn kinderjaren’. In: Elseviers Magazine, 26 september 1987.
Mieke van der Jagt, ‘Ward Ruyslinck, de favoriet van de leraren’. In Provinciale Zeeuwse Courant, 14 november 1987.
Erik Verstraete, ‘Stille waters van Ruyslinck of de diepe gronden van Raymond De Belser’. In: Gazet van Antwerpen, 29 oktober 1987.
Marcel Janssens, ‘Stille waters en woelige woorden’. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 132, 1987.
Jooris van Hulle, ‘Een apart jongetje toch wel’. In: Kreatief, jrg. 21, nr. 4, 1987.
GK, ‘Ward Ruyslinck, Stille Waters’. In: Vlaanderen, jrg. 37, 1988, rubriek ‘Bibliotheek’ p.75
Bert Peene, ‘Ward Ruyslinck: Stille waters’. In: Eerste druk ’87 Overzicht en bespreking van Nederlands en Vlaams literair proza dat voor het eerst verscheen in het jaar 1987, Walva-Boek, Laren (Gld) 1988, p. 99-101.
610 Voordrachten bij overlijden van achtereenvolgens de (ere)leden P.G. Buckinx, prof. E. Rombauts, prof. dr. A. Van Loey en prof. dr. J. F. Vanderheyden. In: Academie Jaarboek 1988.
611 Lionel Deflo was sinds de oprichting in 1966 hoofdredacteur van het Vlaams literair tijdschrift Kreatief.
612 Gerefereerd werd aan de roman van Heinrich Böll Gruppenbild mit Dame, Köln: Kiepenheuer & Witsch, 1971. Ruyslinck had een poging gewaagd om het te vertalen, maar kon het door ziekte niet voltooien. In 1972 verscheen Groepsfoto met dame toch bij Elsevier/Manteau, Amsterdam-Brussel, vertaald door Margaretha Ferguson.
613 De hond Amdis van Angèle Manteau was een groenendaler.
614 Jan Cartens, Maagdenbruiloft, Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1987.

Bob Mendes, Het chunnelsyndroom, Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1989

.

615 Fa Claes et al., Jan de Smedt in verzen, uitgave Vrienden van Jan de Smedt, Mechelen, 1987. -24p., geïllustreerd, 18×13 cm. oplage: 300 exemplaren.
616 IJlings naar nergens, p. 117-118, 126, 208-214.
617 Monika Macken aan mij.
618 Ward Ruyslinck, Hunkerend gevangen, De Prom, Baarn, 1988, Afm.: 20,5×12 cm, -38p. Vóór in de bundel een strofe uit ‘Een winteravondval’ van A. Roland Holst:

En ik weet niet, is het heimwee of verlangen,
een herinnering of al een voorgevoel?
Houdt het leven met een ongeweten doel
mij, bevlogene, hier hunkerend gevangen?

619 Monika Lo Cascio, ‘Hunkerende poëzie van een “prozabeest”. Ward Ruyslinck’. In: Gierik, jrg. 6, nr. 3, 1988.
620 H.G., ‘Geen ruiten voor Ruyslinck. De nieuwe Belgische mode is er. Geprezenteerd op een blaadje, door schrijver Ward Ruyslinck’. In: Trends, 21 januari 1988.
621 NN, ‘Kleren en Poëzie, Een verrassende verbintenis’. In: Knack Weekend, 7 december 1988.
622 Ward Ruyslinck, IJlings naar nergens – Ontboezemingen aan een boezemvriend, Manteau, 1989, Afm.: 12×20 cm, -242p.
623 Idiotie uitmondend in het vraagtekens-oproepend bordje: ‘I©foodbal’! Werd hier de liefde voor een sport of voor een lekkernij bedoeld?
624 Jack van Gils, ‘Ward Ruyslinck beschuldigt topauteurs van ideeënroof’. In: De Morgen, 21 januari 1989.
625 NN, ‘Lampo en Ruyslinck contra de literaire maffia’. In: Gazet van Antwerpen, 11 maart 1989.
626 Frans Boogaard, Geestelijk testament gênante oudemannenpraat, In: Het Binnenhof, 4 maart 1989.
NN, ‘Lampo en Ruyslinck contra de literaire maffia’. In: Gazet van Antwerpen, 11 maart 1989.
Frans Boogaard, ‘Stormpje rond gestelijk (sic) testament Ward Ruyslinck. Pedante, zeurderige oudemannen-praat’. De Stem, 11 maart 1989.
Boris Rousseeuw, ‘De oude koeien van Don Quichotte’. In: Gazet van Antwerpen, 16 maart 1989.
Carlos Alleene, ‘Ruyslinck schreef geestelijk testament’. In: Het Volk, 30 maart 1989.
Koos Hageraats, ‘Piepend van schrik’. In: De Morgen, 14 april 1989.
Andreas Oosthoek, ‘Het boek der zuchten’ en interview Aarnout de Bruyne/Broeder Geus: ‘Die man is héél teleurgesteld…’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15 april 1989.
Maurits de Coen, ‘De holle hoest van een homo mollis’. In: Kruispunt, jrg. 30, nr. 126, 1989.
Hans Werkman, ‘Ruyslinck naar nergens’. In: Nederlands Dagblad, rubriek ‘Let-ter-gre-pen’, 7 augustus 1989.
Willy Copmans, ‘De dualistische natuur van een “tweeling” bij Ward Ruyslinck’. In: Creare, jrg. 18, nr. 3, september 1989.
627 (mc), ‘IJlings naar stille waters’. In: Humo, 2 maart 1989
Peter van Beek, ‘Ward Ruyslinck: Cultuur is als rommel: als je het nodig hebt, is het net weggegooid’. In: Trouw, 29 april 1989.
Luc Rasquin, ‘Ward Ruyslinck, IJlings naar nergens: We leven in een tijd waarin korruptie en manipulatie niet meer als fout beschouwd worden’. In: De Rode Vaan, 16 juni 1989.
Jos Vranckx, ‘Ward Ruyslinck zestig: Ik ben een constructieve pessimist’. In: Gazet van Antwerpen, 17 juni 1989.
Jos Vranckx, ‘Ward Ruyslinck rebel van zestig jaar: Ik ben een constructieve pessimist’. In: Leidse Courant, 9 september 1989.
628 Ares Koopman, ‘De gepantserde beschaving van Ruyslinck’. In: Arnhemse Courant, 11 maart 1989.
629 Eric Rinckhout, ‘Een zielige kruistocht’. In: NRC Handelsblad, 31 maart 1989.
630 Julien Vandiest, ‘Ward Ruyslinck: IJlings naar nergens. Ontboezemingen aan een boezemvriend’. In: de rubriek ‘Uitgelezen’ in het Letterkundig tijdschrift Diogenes, jrg 6, nr. 1, p. 63-66, 1989.
631 Mark Vlaeminck, ‘Wierook voor Ward’. In: Het Nieuwsblad, 21 juni 1989;
J.Vr., ‘Wierook en bloemen voor zestigjarige Ward Ruyslinck. Feestelijke Huldezitting te Antwerpen’. In: Gazet van Vlaams-Brabant, 21 juni 1989.
632 NN, Uitnodiging van Uitgeverij Manteau voor de erelunch ter ere van de zestigste verjaardag van Ward Ruyslinck op 20 juni 1989.
Het menu vermeldde: ‘Reservaat van lentegroenten met bladerdeegdakje – Noorse zalm uit stille waters in ledikant van spinazie – Heksenkring van médaillons van gevogelte met kalfszwezerik – Ganzenbord met sabayon en uitheems fruit’ en feestelijke wijnen: Pinot Blanc van het Domaine Trimbach uit de Elzas en Côtes de Blaye van Château Perenne.
633 De beste verhalen van Ward Ruyslinck – Gekozen en ingeleid door Jacques Kersten, A. Manteau, Antwerpen-Amsterdam, 1989 . -393p.
Colofon: ‘Van De beste verhalen van Ward Ruyslinck werd ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de auteur een in linnen gebonden editie verzorgd op 50 exemplaren. Deze exemplaren werden genummerd van 1 tot en met 50 en gesigneerd door de auteur. Deze gebonden editie is niet in de handel verkrijgbaar.’
634 Op het moment dat Jacques Kersten zijn essay voor opname in de verhalenbundel inleverde, was IJlings naar nergens nog niet verschenen.
635 Monika Macken aan mij.
Over haar liefdesleven met haar Siciliaan schreef Monika Macken de roman De Rimpels van de Maan, 1995, Manteau, -120p.
636 Hij refereerde aan de aanklacht tegen de medisch onverantwoorde behandeling van psychiatrische patiënten in Belgische gevangenissen in de verhalenbundels Galgenaas en De knetterende schedels van Roger Van de Velde en zijn pamflet Recht op antwoord waarvoor hij op 7 mei 1970 de Arkprijs voor het Vrije Woord kreeg. Drie weken later vond men hem dood op een terrasje aan het Centraal Station van Antwerpen.
Annex 11 a.: Fragmenten uit de betreffende lezing.
637 In de Griekse mythologie was Gaia de oermoeder, de Aarde, die ontstond uit Chaos, de oermassa, waaruit alles is ontstaan.
638 Monica Lo Cascio, Slapeloze dagen. Klaproos, 1989.
639 Wisława Szymborska (1923-2012), ‘Gelukkige liefde’, Uit deel ‘Elk geval’ (1972) van de bundel Einde en begin, Gedichten 1957-1997, vertaald door Gerard Rasch, Meulenhoff, 1999.
Annex 12: Wisława Szymborska, ‘Gelukkige liefde’.
640 Ruyslinck aan mij.
641 K. Balbaert, S. Lievens, Onder de loupe. Over grafologie met handschriftanalyses van bekende figuren, Brugge, 1990.
Handschriften van 57 bekende figuren uit de wereld van de TV (o.a. Betty Mellaerts), politiek (o.a. Wilfried Martens), sport (o.a. Eddy Merckx), kunst (o.a. Octave Landuyt), kleinkunst (o.a. Urbanus), literatuur (o.a. Ward Ruyslinck), en anderen.
642 Ruyslinck tegen Ruut Verhoeven, ‘Ze verklaarde de liefde tussen Monika en mij de oorlog. Daarbij schuwde ze geen enkel middel’. In: Trouw, 14 mei 1992.
643 ‘Wat maakt het uit / als morgen alles anders is / […] / zolang jij er maar bent.’ Zo weinig en zo veel, Manteau, Antwerpen, 1993, p. 11.
644 Georges-Charles Vanrijk, Week-end, Verbelen Printing Partners, Zoersel, 1991.
645 Alleen de naam ‘Jozefa’ verwijst naar Alice; ‘Joséphine’ was haar tweede naam.
646 De boze droom het medeleven. Manteau, 1982. p. 277.
647 Dagboek, mijmeringen, 29 juli 1992.
648 José de Ceulaer, Te gast bij Vlaamse auteurs, De Garve, Antwerpen, 1961.
649 Ward Ruyslinck, Monika Lo Cascio, De speeltuin, Manteau Antwerpen-Amsterdam, -149p. Afm.: 20×12,5.
Opdracht: ‘Je fête l’essentiel / Je fête ta présence’, Paul Eluard.
650 Marc Reynebeau, ‘De moed van deemoed. De valkuilen van het autobiografische schrijven: sommige vallen erin, Ward Ruyslinck graaft er een voor een ander’. In: Knack, 1 april 1992.
Jooris van Hulle, ‘Open brief aan Ward Ruyslinck’. In: De Standaard, 11 april 1992.
Emile Hollman, ‘Banaal gekakel’. In: Limburgs Dagblad, 11 april 1992.
Alfred Kossman, ‘Rancuneuze liefdesroman’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17 april 1992.
Rob Vooren, ‘Treurig stemmende liefdesromans van Ward Ruyslinck en Haye van der Heyde ‘Honds zit ik naar je te hijgen’’. In: Leidsch Dagblad, 7 mei 1992.
Jeroen Kuypers, ‘Huwelijkssatire in briefvorm’. In: Leidse Courant, 15 mei 1992.
P.M. Reinders, ‘Vlaams Kort’. In: NRC Handelsblad, 5 juni 1992.
Jean Weisgerber ‘Terugblik op De speeltuin’. In: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, het Kwartaalschrift voor kunst en letteren, 17e jg., nr. 63, zomer 1999.
651 Leonoor Wagenaar, ‘Ward Ruyslinck’. In: Het Parool, 2 mei 1992.
Ruut Verhoeven, ‘Ze verklaarde de liefde tussen Monika en mij de oorlog. Daarbij schuwde ze geen enkel middel’. In: Trouw, 14 mei 1992.
Petra Janbroers, ‘De zwarte bladzijde van een verboden liefde. Autobiografische brievenroman van Ward Ruyslinck en minnares Monika Lo Cascio zet Vlaanderen op achterste benen’. In: De Telegraaf, 30 mei 1992.
Jeroen Kuypers, ‘Nieuwe roman van Ward Ruyslinck verwekt schandaal in Vlaanderen’. In: Leidse Courant, 15 mei 1992.
652 Jean-Paul Mulders, ‘Ward Ruyslinck, verguisd maar straks weer even gevierd’. In: Het Laatste Nieuws, 20 en 21 november 2004.
653 De vliegramp die op zondagavond 4 oktober 1992 plaatsvond is bekend geworden als de ‘Bijlmerramp’. Een Boeing 747-vrachtvliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al, stortte neer op de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de Amsterdamse Bijlmermeer. De ramp kostte 43 mensen het leven, onder wie de driekoppige bemanning en de enige passagier van het vliegtuig.
Annex 13: Ruyslincks dagboek van 4 tot 10 oktober 1992.
654 Al zijn vrienden en bekenden noemden hem ‘Ward’ en mensen uit de literaire wereld noemden hem ‘Ruyslinck’; alleen door familie werd hij nog aangesproken met Raymond en in de zakelijke wereld buiten zijn schrijverschap was hij ‘R. De Belser’.
655 Ward Ruyslinck, Zo weinig en zoveel, Manteau Antwerpen, -16p. Afm.: 21×13; 12 gedichten.
Opdracht: ‘For Godsake hold your tongue… and let me love…’, John Donne.
Colofon: Zo weinig en zoveel van Ward Ruyslinck verschijnt als geschenk van Uitgeverij Manteau ter gelegenheid van de jaarwisseling en de geboorte van het jaar 1993.
656 Ward Ruyslinck, De claim van de duivel, Manteau (1993). -267p. Reeks: Grote Marnixpocket. – vol. 435. Afm.: 20 x 12.50.
657 Antony Hertogs schrijft in De claim van de duivel een boek dat dezelfde titel draagt als de roman van Ward Ruyslinck; een literair ‘Droste-effect’. Hetzelfde gebeurt in De stille zomer, waarin Frankie in het bijzijn van Elsje Plus op de laatste pagina een boek begint te schrijven. De zin waarmee de novelle begint, schrijft Frankie op als zijn eerste zin. Op de vraag van Elsje hoe het zal heten, zegt Frankie: ‘De stille zomer’.
658 In 1991 en 1992 kwamen er regelmatig berichten in de krant over het doden van straatkinderen door politieoptreden in Brazilië (er werden gemiddeld vier kinderen per dag vermoord).
De Raad van Europa had in 1983 gewaarschuwd voor de gevaren van besmetting met het aids-virus via bloedtransfusies en kwam met voorstellen om besmetting via bloedtransfusies te voorkomen. Zo mochten donors die tot een van de zogenoemde risicogroepen behoorden geen bloed meer geven. De Fransen gingen echter gewoon door met het ophalen van bloed in gevangenissen en op plaatsen waar er verhoogd risico was. Naar schatting kregen meer dan 1.250 hemofiliepatiënten met aids besmet bloed toegediend. In 1993 werden hoge functionarissen, o.a. de ex-directeur van de nationale bloedbank, veroordeeld tot celstraffen, omdat zij transfusies toestonden met de wetenschap dat het gebruikte bloed met aids was besmet.
659 Willem Kuipers, ‘I S B N , rubriek over boeken’. In: De Volkskrant, 24 maart 1993.
(BvP), ‘Ruyslinck en een Zekere Affaire’. In: Het Parool, 27 maart 1993.
Luc Lannoy, ‘Minder kan niet’. In: krantenknipsel zonder vermelding van de krant en datum in de rubriek ‘Vlaams proza’.
Alfred Kossman, ‘Flauwe roman van Ward Ruyslinck’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20 augustus 1993.
660 Joris Gerits, ‘Ward Ruyslinck’. In: Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Martinus Nijhoff, Groningen, 1994.
661 De Belgische politieke partij WOW behaalde bij haar eerste deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen van Antwerpen in 1994 één zetel in de gemeenteraad. In 2000 ging de partij op in het Vlaams Blok.
662 Monika Macken, De rimpels van de maan, Manteau Antwerpen-Amsterdam, 1995, -117p.
663 Ward Ruyslinck, Het geboortehuis, Meulenhoff Amsterdam-Manteau Antwerpen, 1995. Afm.: 20 x 12.50, -154p.
664 Peter Jacobs, ‘Ruyslinck: tussen Aldi en poëzie’. In: Het Nieuwsblad, 15 oktober 1995.
Pieter Defesche, ‘De lieveling van de leraren’. In: Limburgs Dagblad, 11 november 1995.
Ruut Verhoeven, ‘Het gaat bergafwaarts met Ward Ruyslinck’, In: Trouw, 12 januari 1996.
Paul van Aken, ‘Het geboortehuis, Ward Ruyslinck’. In: De Vrijzinnige Lezer, maart 1996.
665 Peter Jacobs, ‘Ontknoping à la Roald Dahl, Verrassende vertelling van Ward Ruyslinck’. In: De Standaard, 19 oktober 1995.
Annex 14: ‘Ontknoping à la Roald Dahl’.
16 verschillende adressen voor de 8 woningen van Raymond De Belser – Ward Ruyslinck
666 Dat Alice geen afscheidsbriefje had geschreven (waardoor hij als mogelijke moordenaar verdacht werd), heeft hij gevoeld als een ijzig stilzwijgen, dat aan hem knaagde.
667 TT, ‘Ward Ruyslinck Nog niet vergeten, De meester van het korte verhaal schreef voor Oog in oog het tv-spel Aas dat stinkt’. In: VARA TV Magazine, 28 oktober 1995.
668 Ward Ruyslinck, De bovenste trede, Manteau Antwerpen, 1997. Afm.: 20×12,5, -127p. (Exitus letalis ~ dodelijke afloop)
669 Ansichtkaart aan mij.
670 Ward Ruyslinck tijdens het radio-interview, ‘Het Eeuwfeest, 100 jaar in één uur radio’, samenstelling en presentatie Pat Donnez, gast: Ward Ruyslinck, Radio 1, 5 september 1999.
671 Chris De Stoop, ‘De jacht op de seriedoder. Er komt mogelijk een vloedgolf van seriemoorden, vreest advocaat Jef Vermassen, die van dit verschijnsel een studie maakt’. In: de serie ‘Misdaad’, Knack, 2 april 1997.
672 Artikelen als ‘Kinderen voor de keus: ouderdoding of zelfmoord’, bespreking van een rapport van een gerechtelijk psycholoog en criminoloog over gevolgen van de mishandeling en misbruik van kinderen en de beschikbaarheid van vuurwapens, ‘De Ku Klux Koran’, ‘Britse politie speurt naar snuffmovies’. Tal van artikelen over Dutroux en de spinsels eromheen als ‘Bourlet krijgt het nu heel moeilijk. Het historisch perspectief van hoogleraar Karel Pyck: hoe groter de mishandeling, hoe groter het ongeloof’, ‘Fanmail voor de duivel. Aan M Dutroux, Gevangenis Aarlen, België’, ‘De Stand der Dingen, Berichten uit een veranderende wereld’. De krantenknipsels waren ingrediënten voor zijn nieuwe roman.
673 Ruyslinck aan mij.
674 Marc Verhaegen (1943), bekend Belgisch componist, studeerde aan de Koninklijke Muziekconservatoria van Brussel en Antwerpen en behaalde tal van eerste prijzen. Hij doceerde aan het conservatorium van Maastricht en het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen. In 1990 werd hij directeur van de Academie ‘August De Boeck’ voor muziek, woord en dans te Asse. Hij kreeg regelmatig compositie-opdrachten. De composities van Marc Verhaegen werden meermaals bekroond. Hij was een kleinzoon van Hélène Verbrugghe, adoptiedochter van kasteelheer Arthur Merghelynck van Kasteel Beauvoorde.
675 Ward Ruyslinck, Traumachia, A. Manteau, Antwerpen. -225p. Afm.: 21.50 x 14 (gebonden – stofomslag). Met dit boek was voor Ward Ruyslinck de cirkel rond. Zijn roman, die zich afspeelde in Traumachia, werd 50 jaar geleden door de uitgever geweigerd. Nu werd Traumachia wél gepubliceerd en voelde hij zich voldaan.
676 Het Latijnse Transdanubia betekent ‘over de Donau’. In de Middeleeuwen werd deze aanduiding gebruikt voor het deel van Hongarije dat, vanuit het centrum van het land gezien, ten westen van de Donau ligt.
Gezien vanuit België en Nederland ligt de hele Balkan ‘over de Donau’
677 A Distant Mirror (1978) van de Amerikaanse historica Barbara Tuchman (in 1980 vertaald door J.C. Sliedrecht-Smit en J. Spaans-Van der Bijl: De waanzinnige veertiende eeuw). Ruyslinck heeft dit werk begin jaren 80 gelezen en het heeft hem voortdurend beziggehouden. Regelmatig citeerde hij hieruit in lezingen en voordrachten. Hij gebruikte het ten slotte in zijn laatste roman Traumachia.
In A Distant Mirror wordt verhaald van de verschrikkelijke toestanden in het Europa van de 14e eeuw met de Honderdjarige Oorlog, waarin huursoldaten brandstichtten, plunderden en verkrachtten. Verder waren er boerenopstanden, die bloedig werden neergeslagen; de pest, waardoor hele gemeenschappen uitstierven of gedecimeerd werden; het Westers Schisma, waarin strijd werd gevoerd door pausen en tegenpausen; de Guldensporenslag in 1302 bij Kortrijk, waarin voor de eerste maal in de geschiedenis een leger van ridders (uit Frankrijk) werd verslagen door een leger van voetvolk (uit Vlaanderen) en de slag bij Westrozebeke in 1382, waarbij het leger van opstandige Vlaamse steden onder leiding van de Gentenaar Filips van Artevelde werd verslagen door het Franse leger. Het lijk van Filips werd op een rad tentoongesteld en de Fransen plunderden en moorden in Kortrijk, staken de stad in brand en namen de sporen terug die na de Guldensporenslag als trofee waren opgehangen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
678 In 2016 kreeg 1 op de 100 Nederlanders bijstand van Slachtofferhulp Nederland. Het merendeel betrof slachtoffers van inbraak, diefstal e.d. (75 990) en geweldsdelicten (63.530), naast die van verkeersongevallen (11.710), zedendelicten (5.370) en andere delicten (6.430). (CBS: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81018NED&LA=NL)
679 Frank Helleman, ‘Het gezicht van het beest. Traumachia’. In: Knack, Boeken / Proza, 12 mei 1999.
John Vervoort, ‘Ruyslinck kookt over’. In: Het Nieuwsblad, 15 mei 1999.
Herman Jacobs, ‘Haat en wraakzucht’. In: De Morgen, 10 juni 1999.
Eva Berghmans, ‘De buitenwereld is boos’. In: De Standaard, 1 juli 1999.
680 Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, het Kwartaalschrift voor kunst en letteren, 17e jrg. nr. 63, zomer 1999, met twee gedichten van Ruyslinck: ‘1999’ en ‘Laatste wil’.
Bijdragen van zijn vrienden Koen Vermeiren, Paul van Aken, Jean Weisgerber en Aarnout de Bruyne.
Koen Vermeiren ‘Tégen het kortetermijngeheugen’.
Paul van Aken ‘Brief aan Ward’.
Jean Weisgerber ‘Terugblik op De speeltuin’.
Aarnout de Bruyne ‘De achilleshiel van de auteur’.
681 Ludo Dosogne, ‘Volgens Ward Ruyslinck is mens niet meer vatbaar voor verbetering. “Ik zou me liefst in mijn huis verschansen”’. In: Gazet van Antwerpen, 22, 23 en 24 mei 1999.
Bart Venegeren, ‘Ik vind dat ik onheus behandeld ben. Een klein beetje eerherstel zou wel mogen’. In: Humo, 15 juni 1999.
Ingrid Vander Veken, ‘Ward Ruyslinck viert 70ste verjaardag met ontluisterende roman over 21ste eeuw: Ik laat me niet afslachten’. In: De Nieuwe Gazet, 12 en 13 mei 1999.
Conny Terwecoren, ‘Rustig genieten in Meise’. In: Het Nieuwsblad, 25 juni 1999.
682 Arthur van Dijk en Mieke Vestdijk, Simon Vestdijk & Willem Pijper – Merlijn. Het ontstaan van een opera in brieven en documenten. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1992.
683 Ruud Vlek, een autoriteit op het gebied van vogels en historische prenten, constateerde dat links op de prent een buizerd en rechts een torenvalk was afgebeeld.
684 Werner Waterschoot (1941) studeerde Germaanse filologie aan de Gentse universiteit. Hij promoveerde op Jan van der Noot, De Poëtische Werken (1972). Hiervoor ontving hij de Prijs voor Letterkunde 1973 van de KANTL. Van 1969 tot 2006 was hij werkzaam aan de Gentse universiteit, uiteindelijk als hoofddocent.
685 Werner Waterschoot, ‘Huldeadres aan zijn voorganger in de Academie, Ward Ruyslinck’. In: Academie Jaarboek 2001 (KANTL), p. 96-102.
686 Joris Gerits. ‘Tabula rasa of Labyrint?’ In: Ward Ruyslinck, De stille zomer, (Serie Vlaamse Bibliotheek nr. 24) Houtekiet, Antwerpen-Amsterdam, 2002, p. 85-93,
687 De kleuren van de schrijver, een hommage aan Ward Ruyslinck, Uitgeverij Manteau/Standaard/ Cultureel Web Meise, 2004.
Uitgave ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Ward Ruyslinck. Afm.: 22×22 cm, -104p. Met bijdragen van zesentwintig auteurs en tweeëndertig beeldend kunstenaars.
688 De prijzen van Meise werden om de twee jaar uitgereikt. Elke prijs dankte zijn naam aan een prominente inwoner van Meise die in het cultuurleven een belangrijke rol heeft gespeeld. In 2004 betrof het de Jules van Campenhoutprijs voor poëzie, de Maurits Naessensprijs voor teken- en schilderkunst, de Jef Burmprijs voor voordracht en de prijs Jeanne Struelensjuweel voor toneel. In 2005 kwam daar de Ward Ruyslinckprijs voor het kortverhaal bij. In 2014 werden de cultuurprijzen in Meise wegbezuinigd.
689 NN, ‘Huldigingen van Ward Ruyslinck’. In: Gemeentelijke Infokrant Meise februari 2004.
Ludo Dosogne, ‘Meise viert 75ste verjaardag van Ward Ruyslinck’. In: Randkrant, februari 2004.
690 Johan Vandenbroucke, ‘Van Polen naar Kafka’. In: De Morgen, 26 mei 2004.
691 Ward Ruyslinck, ‘Portret van een ontaarde zoon’. In: De Morgen, 2 juni 2004.
692 NN, ‘75ste verjaardag Ward Ruyslinck’. In: Academie-Berichten, KANTL, oktober 2004-januari 2005.
693 ‘Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, De kleuren van de Schrijver. Een plastische eerbetoon aan de schrijver Ward Ruyslinck’. (Ongedateerde catalogus van de hulde-expositie.)
694 Jean-Paul Mulders, ‘Ward Ruyslinck, verguisd maar straks weer even gevierd’. In: Het Laatste Nieuws, 20 en 21 november 2004.
695 Raf Weverberg, ‘Naar eer en geweten: op zoek naar de ziel van Ward Ruyslinck: Het is hopeloos. We zijn in een wereld van waanzin terecht gekomen’. In: Humo, 23 november 2004.
696 Martine Cuyt, ‘75-jarige Ward Ruyslinck kijkt huizenhoog op tegen vieringen. Geef me toch een rustige oude dag’. In: Gazet van Antwerpen, 4 en 5 december 2004.
697 Dirk Leyman, ‘Ward Ruyslinck. Schrijver wordt 75 jaar’. In: De Morgen, 4 december 2004.
698 Jeroen de Preter, ‘Het reservaat revisited’. In: De Morgen, 4 december 2004.
699 ‘Ward Ruyslinck. Hulde aan een levende legende’, programmaboekje Huldeviering Ward Ruyslinck in de Vlaamse opera in Gent op 4 december, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2004.
700 De freelance journaliste Betty Mellaerts werd bekend als presentatrice van radio- en televisieprogramma’s, zoals het interviewprogramma ‘Het Vermoeden’.
701 Michel Vandenbosch, Recht voor de beesten, Uitgeverij Hadewijch, 1996;
De Dierencrisis, Uitgeverij Houtekiet, 2005;
De werken van GAIA, 30 jaar op de bres voor dieren en hun rechten, Borgerhoff & Lamberigt, 2016.
702 NN Korte berichten, ‘Provincie lauwert Ruyslinck en Note’. In: Gazet van Antwerpen, 27 oktober 2004.
703 Emile Verhaeren is in Sint-Amands op 21 mei 1855 geboren (overleden op 27 november 1916 ten gevolge van een treinongeval in het station van Rouen).
704 Programmaboek Uitreiking Culturele Prijzen, Kasteel d’Ursel, Hingene, 21 mei 2005, Provincie Antwerpen, Departement Cultuur.
705 Herwig Hensen (1917-1989), pseudoniem van Florent Mielants, was een Antwerpse dichter en schrijver.
706 Margot Vanderstraeten, Schrijvers gaan niet dood, Uitgeverij Atlas, 2008, -167p. Afm.: 22×17 cm.
707 Twee cassettebandjes De verliefde akela, ingesproken door de auteur, uitgebracht door Cowa Audiovisials (Sint-Antonius, Zoersel).
708 Ward Ruyslinck, ‘Climax’. In: De Standaard, 5 januari 2007.
709 In Hoofdstuk III, de paragraaf Het reservaat, is een ander deel van zijn opstel ‘Climax’ gebruikt.
710 Het ganzenbord, p. 113 e.v. en later opgenomen in de bundels Alle verhalen(1979) en De beste verhalen van Ward Ruyslinck (1989).
711 ‘Laatste wil’, gedicht. In: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, 17e jrg., nr. 63, zomer 1999, p. 32.