Waarom – daarom

In maart 1992 bekende Ward Ruyslinck in de populaire talkshow ‘Luc’ op de Vlaamse televisie dat zijn vrouw zichzelf had gedood nadat hij had besloten bij haar weg te gaan. Dat veroorzaakte in de media een geweldige beroering. Er verschenen verschillende interviews waarin Ruyslinck werd bevraagd over zijn eerste huwelijk. In het interview van Leonoor Wagenaar dat op 2 mei 1992 in Het Parool was verschenen, leek het of Ruyslinck het huwelijksleven in míjn eerste huwelijk besprak. Toen ik twee weken later op de Nederlandse televisie Ward beluisterde in het tafelgesprek van ‘Sonja op zaterdag’, werd het voor mij duidelijk dat zijn voormalig huwelijksleven grote overeenkomsten vertoonde met mijn leven in het huwelijk dat vijf jaar eerder was beëindigd. Nadat ik zijn brievenroman De speeltuin had gelezen, moest ik hem hierover schrijven.

Ruyslinck reageerde op mijn brief:

‘Zo vaak denk je als schrijver dat je een uniek boek hebt geschreven, omdat je er zeer aparte persoonlijke ervaringen in hebt verwerkt, maar uit brieven zoals de uwe en die van enkele andere lezers blijkt dat het lot geen uitzonderingen duldt. Mensen zijn geconditioneerd door hun hartstochten en dat verklaart waarschijnlijk waarom wij in verdriet en geluk, in liefde en haat zozeer op elkaar lijken. […]
Als u er ooit toe komt het relaas van uw lijdensweg op papier te zetten, dan wil ik dat zeker graag lezen. Ik ben benieuwd.’

Nadat Ruyslinck het autobiografisch verhaal over mijn mislukte huwelijk had gelezen, schreef hij me:

‘[…] Uw relaas is, zoals u zelf vooraan erkent, “gebaseerd op mijn eigen beleving”, en dat was waarschijnlijk alleen mogelijk omdat u van die beleving afstand hebt kunnen nemen. Het resultaat is dan ook een uiterst geloofwaardige, voor lezers met een identieke ervaring boeiende autobiografische roman.
U merkt dus wel dat ik in de gunstige zin subjectief tegenover uw boek sta. […]’

Ruyslinck nodigde me uit om een en ander te bespreken en om samen de voor deze gelegenheid gereserveerde ‘grand crû classé’ te drinken. Het was een zeer intiem gesprek over onze ‘identieke ervaringen’. Wij ontmoetten elkaar van binnenuit, mensen die hetzelfde hebben meegemaakt: de eenzaamheid in een huwelijk dat van buitenaf zo goed en harmonieus lijkt. Uit deze gesprekken is een warme vriendschap is ontstaan.

Aangezien ik tijdens mijn vriendschap jarenlang alles verzamelde wat met mijn vriend verband hield, verdacht Ruyslinck mij ervan dat ik materiaal verzamelde en bronnenonderzoek deed om zijn biografie te schrijven. In het gesprek met Ward – nadat hij me op 26 april 2004 had geschreven dat hij in mij ‘de ideale biograaf’ zag (zie brief hiernaast) – vertelde ik hem dat het niet mijn bedoeling was een biografie van hem te schrijven. Ik meende dat dit voor mij als chemicus te hoog gegrepen was. Maar Ruyslinck verzekerde mij dat hij onder de indruk was van mijn literair speurwerk en dat het schrijven me ook zeker zou lukken. Ik beloofde hem dat ik er na mijn pensionering mee zou beginnen.

Nadat ik met leeftijdspensioen was gegaan, adviseerde ik nog fulltime verschillende provinciale overheden bij verlening van milieuvergunningen en het schrijven van verordeningen. Pas in het voorjaar van 2014 stopte ik met werken en maakte ik van mijn onderzoek een dagtaak

Na bijna zes jaar was mijn werk gereed voor publicatie. Ik ben nu tevreden en blij dat ik mijn belofte aan Ward Ruyslinck ruim vijf jaar na zijn overlijden heb waargemaakt.

Francine de Nave, Algemeen directeur / Hoofdconservator van het Museum Plantin-Moretus – Prentenkabinet in de laatste jaren dat Raymond De Belser daar werkzaam was, stuurde mij na het lezen van Dubbellevens op 22 mei 2020 een uitgebreid mailbericht dat ze als volgt besloot:

‘[…] Dit resultaat van uw bijzondere inzet en doorzettingsvermogen als zeer toegewijd biograaf verdient dan ook alle lof, niet alleen omwille van de vlotte leesbaarheid van uw werk vanuit onbetwistbaar literair talent, maar vooral ook als product van innige warmte en diepe waardering vele jaren lang en tot op de laatste dagen voor een intieme vriend die zich als overgevoelig vaak onbegrepen voelde in zijn omringende leefwereld. Precies vanuit deze optiek is deze Ruyslinck-biografie niet minder dan een prachtwerk, dat wel elke auteur zich zou toewensen! Ik ben er dan ook van overtuigd dat Ward Ruyslinck bij leven bijzonder gelukkig zou zijn geweest met uw werk. Het maakt, wat mij persoonlijk betreft, dat ik zeer blij en vereerd ben er een kleine bijdrage te hebben toe kunnen bezorgen!
Van ganser harte en diep gemeend mijn bijzondere gelukwensen !!’

Mooiere woorden namens mijn vriend Ward Ruyslinck over zijn biografie kan ik me niet wensen.