annex 5 – noot 264

Herrie rond de tweede Anti-Censuur Protest Read-In.

De eerste Anti-Censuur Protest Read-In was goed verlopen. Aan het eind droeg Claus zijn gedicht ‘Aan de gecensureerden’ voor:

Waarom, kermt gij, nemen norse lieden
onze papieren over liefde mee?
Waarom het lied van onze lieden verbieden?
Ons gevrij is toch vrij als de zee!
Omdat wij aan Vlaanderen willen vertellen
over onze gekwelde roede tegen haar gezwollen lellen
neemt men onze correspondentie mee
tot in de ingewanden van de BeeOBee.

Vervolgens werden enkele ludieke sketches opgevoerd en werd de Anti-Censuur Protest Read-In besloten met protestliederen van de volkszanger Wannes Van de Velde.

Deze volkszanger was in die tijd zeer geliefd. Louis Paul Boon zei over hem: “Wannes behoort tot de familie van Charles De Costers ‘Tijl Uilenspiegel’ en de as van Claes klopt op zijn borst. Nog steeds wat bleek van woede wordend, zingt hij ook over de inquisitie. Hij is de laatste geus, een zoon der graven Egmont en Hoorn.” (In: Vooruit, 6 juni 1968.)

Deze actie tegen censuur zou op 20 mei 1968 in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel een vervolg krijgen met een tweede ‘Anti-Censuur Protest Read In’, waarvoor ook Ruyslinck zijn medewerking had toegezegd.

Nadat de journalist Willem M. Roggeman berichten had opgevangen over het proces tegen Hugo Claus voor zijn ‘zedenkwetsende voorstelling’ van Masscheroen in Knokke, begreep hij dat dit ook de nodige stof bij de deelnemers aan de anti-censuur protesten zou doen opwaaien. Hij besloot hierover de meningen te peilen en belde met verschillende auteurs, onder anderen Hugo Raes, Frans De Bruyn, Marc Braet, Clem Schouwenaars, Hugues C. Pernath en Ward Ruyslinck. Vervolgens schreef hij in zijn artikel: [1]

‘Van verscheidene zijden rijst het protest tegen dit proces, ook omdat het met gesloten deuren voor de boetstraffelijke rechtbank[2] te Brugge zou gevoerd worden.
Wat denken de Vlaamse letterkundigen daarover? Uit een onderzoek blijkt, dat de meningen verdeeld zijn, doch de meeste zijn tegen het proces. Vrijwel algemeen wordt geprotesteerd tegen het feit, dat Hugo Claus als een gemene zedenschenner wordt behandeld en dat zijn proces met gesloten deuren zou gevoerd worden. Op maandag 20 mei wordt een protestavond ingericht, waaraan meer dan 40 schrijvers en verscheidene professoren zullen deelnemen.

Ondertussen delen wij onze lezers ter wille van een onbevangen berichtgeving de overwegingen mede, die een aantal letterkundigen ons telefonisch of schriftelijk overmaakten, samen met de beschouwingen, die Hugo Claus zelf aan ‘de zaak’ wijdt.

Op de vraag van Roggeman had Ruyslinck geantwoord dat hij vooral wilde protesteren tegen de misleidende en gekleurde berichtgeving in de nieuwsmedia over wereldproblemen. De ‘gecensureerde’ berichtgeving irriteerde hem uitermate. Wanneer er artikelen in de krant verschenen over Vietnam was er sprake van ‘Amerikaanse troepen’ en ‘Vietcong bendes’. In het nieuws werden de Amerikaanse kruisraketten ‘defensieve’ wapens genoemd en de raketten van het Oostblok werden als ‘offensief’ bestempeld. Daarbij vergeleken vond hij het proces – met de aanklacht ‘in het openbaar de zeden te hebben geschonden door handelingen die de eerbaarheid kwetsen’ (drie mannen die naakt de Goddelijke Drie-eenheid voorstelden) – van ondergeschikt belang. Het ingrijpen achteraf in de ‘gevallen Daele en Claus’, de bevoogding van de overheid, was ontoelaatbaar, maar heel wat minder ingrijpend dan het vooraf inkleuren van berichtgeving door de nationale pers. Ruyslinck wilde dat het protest zich meer tegen dit soort misleidende berichten zou richten.

Tijdens het gesprek met Roggeman begreep Ruyslinck dat hij voor zijn protest geen gehoor zou vinden als de Protest Read-In zich zou richten op het strafproces tegen Claus. Hij had zich die dag uitermate gestoord aan een badinerend bericht in de Gazet van Antwerpen naar aanleiding van een actie op het Conscienceplein ‘waar een paar films werden vertoond over tot-op-de-draad versleten problemen: de “Honger in de wereld” en de “Oorlog in Vietnam”.’ Deze tot-op-de-draad-versleten problemen vond hij essentiëler dan het naaktlopen op een podium en besloot na het telefonisch interview van Willem Roggeman niet mee te doen aan de tweede ‘Protest Read-In’. In een open brief aan Fernand Auwera – lid van het Bestendig Komitee van Waakzaamheid tegen de Censuur – maakte hij zijn besluit bekend.

‘Hoewel ik mij aanvankelijk gaarne bereid heb verklaard tot deelneming aan de anti-censuuravond te Brussel op 20 mei e.k., hebben sindsdien een aantal nieuwe gezichtspunten voorgedaan die mij van verdere medewerking doen afzien.

Eerst en vooral vind ik het ongehoord dat, tegen de oorspronkelijke afspraak in, van de deelnemers 200 fr. bijdrage in de kosten wordt geëist. Daar zit een luchtje aan, als u begrijpt wat ik bedoel. De verdediging van onze elementaire vrijheden hoeft geen winstgevende zaak te worden. Toevallig weet ik dat, mede dank zij de entreegelden [in Antwerpen 20 fr.], aan de eerste anti-censuuravond te Antwerpen nog wel iets werd overgehouden. Principieel lijkt me dit allemaal hopeloos verkeerd. Als je ’t goed bekijkt, wordt van elk van ons 200 fr. verwacht om ons standpunt te komen verdedigen – of liever: om het standpunt van Claus, Daele e.a. te komen verdedigen.

Maar die zogezegde bijdrage in de kosten is niet eens van doorslaggevende betekenis. Belangrijker is dat de hele anti­censuur-actie naar mijn, gevoel op een zijspoor is geraakt. Ik heb zijdelings vernomen, dat de avond te Brussel in het teken zou worden gesteld van het “proces met gesloten deuren” tegen Claus, zoals de avond te Antwerpen min of meer in het teken stond van “het geval Daele”. Nu kan ik alleen mijn verbazing erover uitdrukken, dat niemand onder ons zou inzien hoe weinig essentieel dergelijke incidenten zijn in de strijd tegen de autoritaire maatregelen van de gevestigde orde. In Griekenland, Spanje en andere totalitaire regimes hebben de progressisten wel wat anders aan het hoofd dan het organiseren van protestacties tegen verboden naaktexhibities. Inderdaad: wat heeft de exhibitie van een stel naakte venten met de verdediging van onze creatieve en geestelijke vrijheid te maken? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat onze kinderen, in de vrije samenleving van morgen, zoveel gelukkiger zullen zijn omdat wij voor hen het recht hebben veroverd zich naakt op een podium te vertonen. Bovendien – in dat opzicht deel ik volkomen het standpunt van prof. Kruithof – is de erotiek als exploitatiefactor in literatuur, film en toneel (ook in een mystieke vermomming) typisch bourgeois en westers-kapitalistisch.

Er bestaan veel ernstiger gevaren – ik heb er op de anti-censuuravond te Antwerpen en in mijn roman Het reservaat duidelijk op gewezen – die de vorming van een vrije maatschappij beletten en waartegen noch door Claus noch door de meeste anderen gebulkt wordt. Waarschijnlijk omdat ze niet zoveel publicitaire waarde hebben. Ik vind het daarenboven verdacht dat al degenen, die zich nu zo druk maken over het proces met gesloten deuren tegen Claus, zich nooit hebben laten horen tijdens een van de vele duizenden processen met gesloten deuren in de gerechtelijke geschiedenis van België waarbij arme, ziekelijke stumperds werden geofferd aan de God Taboe. Claus is geen arme stumperd; hij wist zeer goed wat hij deed te Knokke. Misselijk is het alleszins dat zovelen zich plots, ten gerieve van Claus, distantiëren van “zedenmisdadigers van het laagste allooi” (zoals het in een rondschrijven van KREA heet), die uiteindelijk de wérkelijke slachtoffers zijn van een schijnheilige, door vooroordelen geregeerde samenleving. Dat verdient onze verontwaardiging, niet de maatregelen die de ‘creatieve’ Spielereien van Claus uitlokken.

Als Claus en zijn akolieten de moed van hun overtuiging zouden hebben, zouden ze op 20 mei in het Paleis voor Schone Kunsten naakt op het podium moeten verschijnen. En dat zie ik vooreerst nog niet gebeuren.
Mocht iemand behoefte hebben aan een verklaring voor mijn afwezigheid in Brussel, dan heb ik hiermee wel een voldoende verklaring gegeven. Ik heb er overigens geen bezwaar tegen, dat deze brief zou worden voorgelezen – indien ik er tenminste niet voor moet betalen.’[3]

Deze brief stuurde hij ook als open brief naar de Gazet van Antwerpen, die hem op 15 mei plaatste.[4] Fernand Auwera, naast lid van het comité van ‘Waakzamen’ tevens schrijver, criticus én ambtenaar bij de Stad Antwerpen, was woedend op zijn ambtelijke collega en schreef furieus een antwoord op Ruyslincks brief en stuurde het naar de krant, waarbij hij beroep deed op zijn ‘recht van antwoord’. In de Gazet van Antwerpen werd op 16 mei het standpunt van Auwera weergegeven. De brief van Auwera werd niet geplaatst want, zo motiveerde de redactie haar besluit, ‘wanneer men zich beledigd acht, antwoordt men niet in beledigingen’.[5]

In een telefoongesprek met Jan Vanriet over de organisatie van de ‘Tweede Protest Read-In’ las Fernand de brief van Ruyslinck voor. Vanriet vond het bijzonder jammer als Ward Ruyslinck niet zou meedoen en vroeg hem om Ruyslinck ervan te overtuigen dat de avond in de eerste plaats een protest tegen censuur en geen pro-Claus-manifestatie was. Als ze niet solidair bleven zou de hele actie onafwendbaar uiteenvallen in ‘typisch Vlaamse ruzies en kliekjesvormerij’. De brief die Auwera daarop rechtstreeks naar Ruyslinck schreef, was dan ook geheel anders van toon dan zijn brief naar de redactie van de Gazet van Antwerpen.

‘[…] Mogelijk waren die blote meneren slechts een publicitaire stunt van lepe Claus. Ook ik betreur het dat ons protest (willens nillens) drie schonkige heren extra zal belichten. Zoals ik tijdens de eerste avond zei: “dat het hier nog niet tot ophefmakende, ernstige censuur-schandalen is gekomen ligt niet aan de brede kijk van onze zedenmeesters, maar aan onze eigen braafheid”. Als we de aktie kunnen doorzetten – maar dan moeten we solidair blijven – werken we misschien ergens iets los, kunnen we beslist helpen onze verpestende Vlaamse onverschilligheid te doorbreken, en zullen we beter gewapend zijn om iets te ondernemen als de censuur dan tegen die wakker geschrokken niet-blote vent zal reageren.’

Ruyslinck liet zich overreden, koos voor collegialiteit en verscheen wél op de tweede ‘Anti-Censuur Protest Read-In’. Dat wist echter Johan de Roey nog niet toen hij in het weekend zijn voorbeschouwing over de Anti-censuur Protest Read-In voor De Standaard schreef.[6] Na zijn inleiding over de aanleiding en achtergronden van het anti-censuur protest vroeg hij ‘te midden van de literaire burenruzies een minuut stilte voor de literatuur…’. Hij gaf aan dat er in het geval van Claus geen censuur is bedreven. Er is door de overheid geen enkele passage uit zijn werk geschrapt. De vraag is echter of het optreden van de naakte mannen als de Goddelijke Drie-eenheid blasfemisch was, of dat sprake was van een zedendelict. In zijn artikel schreef hij:

‘Ruyslinck is het niet eens met de tweede Protest Read-In. Zijn uitvoerige verklaring heeft nogal wat luizen over de levers laten lopen[7]. Samen met hem verzetten zich Van Itterbeek en Vandeloo. Vandeloo werd op de vorige anti-censuuravond gecensureerd: een voordraagster weigerde zijn brief te lezen omdat er teveel vieze woorden in voorkwamen… Ruyslinck werd toen niet gecensureerd; hij was er en kreeg een open doekje, maar nu blijft hij in Pulle. Waarom?’

Als antwoord op deze vraag werd Ruyslincks hele openbrief van 13 mei geplaatst, gevolgd door een reactie van Claus die niet inging op de werkelijke bezwaren van Ruyslinck, maar stelde:

‘De gevolgen van de gebeurtenissen in Knokke vind ik logisch. Logisch dan echter in het licht van een gemeenschap die fout is. Logisch volgens de logika van een onlogische maatschappij.

Wat betreft de drie heren, Ruyslinck, Van Itterbeek en Vandeloo, die niet akkoord gaan met de anti-censuuravond omwille van mij en mijn proces, vind ik dat er een grote verwarring in de termen in hun teksten opduikt. Zij weten niet waarover het gaat. Zij menen dat het optreden van drie naakte mannen in een toneelstuk hetzelfde is als erotiek te bedrijven. Als zij menen dat naaktheid en erotiek hetzelfde zijn, dan zijn wij slachtoffers van een maatschappij, wier ideeën zij op dat punt denken te bestrijden.

Michelangelo heeft de Sixtijnse Kapel niet met erotiek gevuld maar wel met naaktheid.
Er zijn heel wat mensen die mij vragen: ‘Moest dat nu zo helemaal?’ Ik antwoord dan: God is mens geworden. God moet naakt zijn. Als hij iets aan heeft, is hij onvoldoende.
Het Experimenteel Filmfestival was het enige kader waarin ik dat kon doen. En het was koel behandeld. Afstandelijk. Ik weet ook wel dat het niet zou kunnen in de KNS in Antwerpen.’

De manifestatie in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel op de avond van het verschijnen van De Roey’s artikel was vooral een openlijke steunbetuiging aan Claus, maar ook een signaal aan de overheid dat censuur onaanvaardbaar was.

Volgens Jos De Man[8] viel de belangstelling voor het protest tegen en onder het publiek ontstond er geen gevoel om tot actie over te gaan, bijvoorbeeld door zich in de gedaante van de Heilige Drievuldigheid onder het publiek te gaan bewegen. Veelal werd herhaald, wat al in Antwerpen was gezegd.

‘[…] Ward Ruyslinck zei nog eens dat een veel gevaarlijker vorm van censuur de onvolledige, onjuiste en tendentieuze informatie is, waardoor wij afgericht worden tot stompzinnige denkautomaten, zodat wij makkelijker kunnen worden geklasseerd in het ideologische ponskaartensysteem.
Ward heeft niks tegen familie Lekker-Bloot maar vindt dat wij onze persoonlijke gezinsuitbreiding niet aan de buurman moeten overlaten. […]’

Een enkeling haalde grote woorden uit de kast voor een strijd tegen de gevestigde orde en een ander vergeleek de positie van de kunstenaars in België met de kleurlingen in de Verenigde Staten. Ook Claus zelf kon met zijn oproep aan alle progressieven om revolutie te maken niet de indruk wegnemen dat hier een spektakel tegen de bevoogding door de welvaartskleinburgerlijkheid werd opgevoerd. Daardoor kwam onvoldoende naar voren dat censuur van creatieve uitingen een bedreiging vormt voor de creativiteit van de kunstenaar in welke vorm dan ook.

Om de smaak van teleurstelling over de avond uit de mond te spoelen, toog na afloop een delegatie van de ‘waakzamen tegen de censuur’ naar Café Floréo, maar helaas, het café was op maandag dicht.


[1] Willem M. Roggeman, ‘Proces met gesloten deuren omwille van Masscheroen. Is Hugo Claus een zedenbederver?’ In: Het Laatste Nieuws, 16 mei 1968.

[2] De ‘correctionele rechtbank’ werd in het spraakgebruik de ‘boetstraffelijke rechtbank’ genoemd. Claus werd verdacht op 30 december 1967 te Knokke ‘in het openbaar de zeden te hebben geschonden door handelingen die de eerbaarheid kwetsen.’

[3] Commentaar FdV: Door in het begin en aan het slot van zijn brief het financiële aspect aan te halen, gaf hij van zichzelf het beeld van materialist. Bovendien leidde het af van waar het hem werkelijk omging: de schokkende en gekleurde berichtgeving van de toestanden in de wereld. Het ontlokte bij Hugues C. Pernath de uitspraak: “Zij denken dat wij als organizators (sic) van de tweede anti-censuuravond nu in een Rolls rijden. Ruyslinck moet iets tegen Claus hebben. Anders kan ik zijn reactie niet verklaren.” (In: De Standaard, 20 mei 1968)

[4] Ward Ruyslinck, ‘Ward Ruyslinck werkt niet mee aan anti-censuuravond te Brussel «Hele anti-censuuraktie op zijspoor…»’. In: Gazet van Antwerpen, 16 mei 1968.

[5] NN, ‘Herrie rond de anti-censuur. Kwade Auwera dient Ruyslinck van Antwoord’. In: Gazet van Antwerpen, 16 mei 1968.

[6] Johan de Roey, ‘Zin of onzin van het protest tegen censuur. Voor het doek in het ‘paleis’ opgaat. Schrijvers verzwakt door onenigheid’. In: De Standaard, 20 mei 1968.

[7] Naar het Vlaams spreekwoord: ‘er loopt hem een luis over de lever’ = ‘hij windt zich over het minste op’.

[8] Jos De Man, ‘Claus en co contra censuur. En nu nog naakt op de TV’. In: Het Laatste Nieuws, 22 mei 1968.