annex 6 – noot 291

Brieven van fans (in het Letterenhuis); enkele voorbeelden

Een kritische fan, M. Torfs, schreef na het lezen van De Apokatastasis:

‘Als grootbewonderaar-lezer van uw literair werk […] weze het mij vergund volgende opmerking te maken:

Ik kan mij niet verenigen met het feit dat u zich geroepen achtte een “boek”(?) als “De Apokatastasis”te schrijven!!!

Met uitzondering van “Wierook en Tranen’ bezit ik nu vrijwel al uwe werken, welke in mijn boekenkast een trots bezit vormen. Ik vond dan ook dat ik “De Apok…”diende te kopen, doch werd er mij bij een eerste vluchtige doorname reeds van bewust dat dit fout was. Ik weerhield mij ervan het onmiddellijk in de vuilnisbak te smijten. Verleden week […] kwam het idee bij me op dat het beter was indien ik het door mij gewraakte boek aan u retourneerde…

[…] ik ben géén tegenstander van pornografie als dusdanig – echter wél indien men ze met kunst in welke vorm dan ook in verband brengt. Ik verduidelijk: als ik pornografie wens te lezen dan zal ik wel een seksblaadje kopen. Om dezelfde reden vind ik ook een tentoonstelling als “Erotic Art” een smakeloze boel: ofwel loop je een seksboetiek binnen ofwel ga je naar een degelijke tentoonstelling. En het mag heus wel modern zijn, hoor!

Ik vind dat u aan mij en uwe talloze lezers een klinkende revanche schuldig bent. Hopelijk komt die zéér snel! In afwachting daarvan verzeker ik u nogmaals van mijn zéér grote waardering voor uw andere boeken en novellen, doch werkelijk ik kan die “Apok…” niet in mijn boekenkast hebben en zend het u dus bijgaand terug. Ik hoop u hiermede niet te hebben beledigd, want ik verblijf nog steeds

met de meest oprechte achting voor de “echte” schrijver W.R.’


Een poëtische fan, Roland Terrin, stuurde op 25 mei 1970 – nadat ook hij De Apokatastasis had gelezen – een getypt gedicht, waarop hij met inkt schreef:

‘Aan de Heer Ward Ruyslinck,

na het lezen “van zijn laatste werk”. Uit dankbaarheid voor zijn subtiele weergave van de vereenzaming van de moderne mens. Heel hartelijk! w.g.’

Retsuko . . .

Het frêle licht
van de pagoden
zwierf door de oude kloostertuinen
naar verlaten hoeken
van de stille pleinen.
Vonken spattend
zonk de zon in zee
en langs de randen
van de tijd
schreed wierookgeur.

En ik,
die van de huizen
zelfs de vale stenen ken,
wist hoe haar wezen
vlam ontving
die kleuren droeg
van bloemen en van regenbogen.
Van tempelpoort tot kathedralen
drong uit albasten vaas
de klank van koperen cimbalen.

De nacht trok
onder late lentebomen
verloren beiaardklanken
bij de stille avondzwanen.
Ik voelde schuld voor
Hiroshima en Nagasaki.
Retsuko reikte mij de hand.
Onder diamanten sterren
sprong gouden vuurwerk open
van oost naar west.


De honderden, misschien wel duizend brieven van fans die Ruyslinck ontving waren zeer divers van inhoud. Soms dwepend, andere met kritiek, of de mededeling dat de pas geboren baby naar hem de naam Ward heeft gekregen, dan weer met een grappige tekening zoals hiernaast (interieur van een slagerij met een merkwaardige plaats voor de aanbeveling van zijn frikandellen).