Decennialang zocht Ruyslinck naar nieuwe uitingsvormen van zijn sociaal engagement zowel in de bewoording als in de vorm van zijn werk. Zijn boeken, waarin hij verhaallijnen met eigentijdse thema’s combineerde, werden graag gelezen door een breed publiek (van schooljeugd tot hoog opgeleiden, zoals de filosoof professor Leopold Flam en de burgemeester van Antwerpen Lode Craeybeckx). Ruyslinck was een geëngageerd schrijver die aandacht had voor de ‘paria’, de outsider die ten onder dreigt te gaan aan zijn idealistische en dromerige houding in een wereld waarin de macht van de sterksten regeert. In het oeuvre van Ruyslinck komt de onderdrukking door maatschappij en kerk veelvuldig aan de orde, maar ook de bedreiging van de leefomgeving. Minder bekend is zijn liefde voor kunst. Hij hield van klassieke muziek en speelde graag piano. Bij zijn werkzaamheden in het Museum Plantin-Moretus werd hij, naar zijn zeggen, ‘ondergedompeld in beeldende kunst’.
In de primaire bibliografie heb ik lijsten opgenomen van boeken, bijdragen aan tijdschriften, catalogi en boeken op diverse terreinen. Deze lijsten tonen de betekenis van Ward Ruyslinck voor de Vlaamse literatuur in de 20ste eeuw. Twee generaties van de schooljeugd zijn met zijn werk opgegroeid.
De secundaire bibliografie bevat een lijst van meer dan honderd interviews met Ward Ruyslinck, honderdvijfentwintig literaire portretten en besprekingen van de betekenis van zijn werk voor de Nederlandse literatuur en ruim zeshonderd recensies van zijn boeken,. Een grote verzameling geschriften, waarin Ruyslinck werd bejubeld en verguisd. Met de biografie heb ik geen nieuwe zienswijze toegevoegd aan deze gigantische lijst van beschouwingen en besprekingen van zijn literair werk. Ik voel me niet bevoegd om vanuit een literaire deskundigheid te oordelen, wél heb ik al zijn boeken met veel plezier en genot gelezen. Zijn laatste boek Traumachia (1999) bijvoorbeeld is een boek waarin hij toont dat hij zijn schrijftalent niet was verloren, zoals wel werd beweerd. Bovendien is het boek qua inhoud nog steeds actueel.
Naast deze literaire betekenis wil ik hier enkele duidelijke voorbeelden noemen van signalen in zijn werken van misstanden in de maatschappij, die mede hebben bijgedragen aan verbetering van de leefomgeving.
In zijn verhaal ‘Geluiden’ (1957) en in De sloper in het slakkehuis (1977) signaleerde hij het akoestisch geweld waartegen burgers in die tijd op geen enkele bescherming van de overheid konden rekenen. Thans is dat sterk verbeterd met tal van regels op diverse niveaus (Europees, landelijk en plaatselijk) en door leefomgevingsonderzoek, verricht door bedrijven of de overheid, onder meer bij vergunningverlening en bestemmingsplannen.
Met zijn verhaal ‘Twaalf miljoen gaatjes’ (1972) schreef hij een aanklacht tegen het gebruik van asbest. Hij las over de kankerverwekkende eigenschappen van asbest die door de asbestverwerkende industrie werden ontkend. Hierdoor duurde het decennialang voordat er iets werd ondernomen tegen het gebruik ervan. Het is goed dat thans de verkoop en het gebruik van asbestbevattende producten verboden is.
Met In naam van de beesten (1976) heeft hij discussies over dierenmishandeling en vivisectie aangezwengeld. Met zijn boek heeft Ruyslinck er daadwerkelijk voor gezorgd dat de Antwerpse Dierenbescherming geen proefdieren meer leverde aan een laboratorium voor vivisectie. Thans worden er gelukkig steeds meer proefdiervrije projecten opgestart. Nog steeds worden dieren mishandeld. Ook daar wordt meer en meer de aandacht op gevestigd. Inmiddels treden ook politici op in naam van de beesten tot in het (Europees) parlement.
In De uilen van Minerva (1985) stelde hij de bureaucratie van de Antwerpse overheid aan de kaak. Dat is hem niet in dank afgenomen, maar hij heeft met dit werk mede bijgedragen aan het veranderingsproces in de ambtelijke wereld, zeker ook die van de Stad Antwerpen. De strakke bureaucratische 9e Directie van het Centraal Bestuur uit de 20ste eeuw is thans een moderne afdeling Personeel & Organisatie met een Loopbaancentrum dat medewerkers en leidinggevenden van de Stad in hun loopbaan en ontwikkeling ondersteunt met als doel de maximale inzetbaarheid en het optimaal benutten van de capaciteiten van alle medewerkers.
Aan deze en andere maatschappelijke ontwikkelingen heeft Ward Ruyslinck in zijn boeken en geschriften met kracht gewerkt.