Teksten: Raymond De Belser
Adriaan Collaert (ca. 1560-1618, Antwerpen)
De Schepping, z.j. Kopergravure, 20,2 x 25,7 cm.
Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet
Deze prent maakt deel uit van een suite van vier bijbelse taferelen, door de Antwerpse graveur Adriaan Collaert gesneden naar tekeningen van Hans Bol. De overige onderwerpen stellen Het geslacht Noach, Het doopsel van Christus en De Heilige Drievuldigheid voor.
Het dierenrijk is in deze prent door nagenoeg alle bestaande soorten vertegenwoordigd. Collaert genoot overigens een grote bekendheid als graveur van reeksen met dieren en jachttaferelen. Aan de viervoeters, de vogels en de vissen wijdde hij aparte suites.
BIBL Hollstein, IV, nr. 507.
Cornelis Cort (Hoorn, 1533-1578, Rome)
De zondeval, z.j. Kopergravure, 19 x 24,7 cm.
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen
Deze prent, volgens de signatuur onderaan rechts uitgegeven door Hiëronymus Cock, werd vermoedelijk gesneden door de Nederlandse graveur Cornelis Cort. Deze was niet alleen een leerling van Cock, maar werkte tussen 1563 en 1565 ook regelmatig voor hem.
De toeschrijving berust op een analoge, eveneens ongesigneerde gravure (naar een tekening van Michiel Cocxie), door Bierens de Haan gecatalogiseerd als een werk van Cort. Het bovenvlak van de boomstronk links van Adams dij vertoont bovendien het monogram CC in spiegelbeeld.[i]
In dit rafaëliaans tafereel wordt niet alleen de zondeval, maar ook de verdrijving uit het paradijs (links op de voorgrond) afgebeeld. Het ‘innig’ gebaar waarmee Adam zijn gezellin omvat getuigt voor de l6de eeuw van een eerder ongewone, libertijnse visie. Ook hier neemt de slang de gedaante aan van een vrouw (zie bij Lucas van Leyden). De vier menselijke temperamenten worden gesymboliseerd door de bok, de aap, het konijn, en de eekhoorn.
BIBL. J.C.J. Bierens de Haan, L’Oeuvre gravé de Cornelis Gort, graveur hollandais (1533-1578), den Haag 1948, nr. 2; L. De Pauw-de Veen , Cat. tent. Hieronymus Cock, prentenuitgever en graveur, 1507-1570, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert 1, 19 70, nr. 1.
Jacob Matham (Haarlem, 1571-1631)
De gestrande potvis bij Katwijk, 1598
Kopergravure, 31,6 x 42,5 cm.
Haarlem, Teylers Stichting
Op 3 februari 1598 spoelde op het strand tussen Katwijk en Scheveningen een potvis aan. Het dier werd door vissers met touwen verder op het droge gesleept. Daar bleef het, zwaar gewond, bloed en vet spuwend, enkele dagen liggen zieltogen en trok het een grote menigte nieuwsgierigen aan.
Het was een 52 voet lang mannetje met een 13 voet brede staart en een lid dat 6 voet lang uitstak. De dode vis werd voor een bedrag van 126 florijnen verkocht op last van graaf Jan van Nassau, die zichzelf de bek als aandenken voorbehield.
De Nederlandse graveur en tekenaar Hendrik Goltzius bevond zich waarschijnlijk onder de toeschouwers . Hij maakte een tekening van het zeemonster, die door Jacob Matham in koper werd gesneden. De tekening bevindt zich eveneens in de verzameling van de Teylers Stichting te Haarlem.
BIBL. F. Muller, De Nederlandse geschiedenis in platen, Amsterdam 1836-1882, 1-IV, nr. 1081;
Hollstein, XI, nr. 317.
Rembrandt Harmensz. van Rijn (Leiden, 1606 – 1669, Amsterdam)
Adam en Eva, 1638 Ets, 16,1 x 11,6 cm.
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen
Tweede staat, waarop de omtreklijn van de aarden wal achter Adam is doorgetrokken en geaccentueerd. Van de eerste staat zijn slechts 2 exemplaren bekend, in Londen en Wenen. Voorbereidende schetsen bevinden zich in de privéverzamelingen van Dr. A. Welcker (Amsterdam) en David H.H. Felix (Philadelphia).
Zeer naturalistische uitbeelding van het eerste mensenpaar. In de lichamelijke aftakeling van deze niet meer zo jonge Adam en Eva en in hun aarzelende gebaren suggereert Rembrandt reeds de gevolgen van de erfzonde: de kennis van goed en kwaad en de sterfelijkheid. Het motief van de draak ontleende de kunstenaar aan Dürers kopersnede Christus in het voorgeborchte van de hel, die hij in 1638 samen met de overige passietaferelen uit die reeks verwierf. Het is niet zo ongewoon dat de slang vóór de zondeval als een draak wordt voorgesteld. Immers, tot bestraffing voor de erfzonde werd zij ertoe veroordeeld op haar buik rond te kruipen. Daarvóór wordt zij dus geacht een andere gedaante gehad te hebben.
BIBL. Bartsch,, nr. 28; O. Benesch, The drawings of Rembrandt, London 1954-1957, !-VI;
Hollstein, XVIII-XIX, nr. 28.
[i] De prent ‘De zondeval’ is ook te vinden in de digitale collectie van het Rijksmuseum, Amsterdam. Bij de objectgegevens (objectnummer: RP-P-OB-31.596), is aangegeven dat de toeschrijving aan prentmaker Cornelis Cort inmiddels is verworpen en dat de (anonieme) prentmaker gezocht moet worden in de Zuidelijke Nederlanden. Datering: ca. 1558 – ca. 1570.