Bij mijn onderzoek kreeg ik het artikel ‘De biografie als probleem’ van de historicus dr. C. Offringa onder ogen, waarin hij de vraag stelt: ‘Is de biografie een vorm van wetenschappelijke geschiedschrijving of kan zij bogen op een eigen status?’[i] In het artikel gaat hij in op het verschil tussen de rol van de historicus en die van de romancier bij het schrijven van een biografie. Als chemisch technologisch onderzoeker voel ik me verwant met de historicus en besloot deze biografie op te zetten als een geschiedschrijving.
In zijn werk mengt Ruyslinck veel aspecten uit zijn eigen leven met de fictie die aan zijn rijke fantasie ontsproot. Om fictie en werkelijkheid te kunnen scheiden heb ik vele bronnen aangeboord.[ii] Hierbij kwamen veel nieuwe feiten aan het licht die een plaats moesten krijgen in de biografie.
Aangezien ik Ruyslincks literair talent zeer bewonder, heb ik hem zoveel mogelijk zelf aan het woord gelaten. In zijn teksten toont hij zijn veelzijdigheid als mens. Hij had een behoorlijke zelfkennis: hij schreef over zijn gespleten persoonlijkheid en over zijn dubbelleven als ambtelijke worm en letterkundige leeuw. Hij schreef over zijn liefde voor bepaalde auteurs en over zijn afschuw van modeschrijvers. Hij hield van dieren en verafschuwde mensen die dieren mishandelen of verwaarlozen. In verschillende teksten komt zijn liefde voor kunstenaars die in hun beeldende kunst een verhaal vertellen tot uiting. Hij wantrouwde de censuur van nieuwsfeiten in de media, zoals hij trachtte over te brengen tijdens de anti-censuur protestacties in 1968.
Ruyslincks teksten vormen de basis van zijn levensbeschrijving. Daar waar geen teksten voorhanden waren – bijvoorbeeld over de zelfdoding van zijn vrouw – heb ik getracht zo nauwkeurig mogelijk de intieme gesprekken met hem weer te geven.
De jaren dat ik met Ward Ruyslinck omging – en met mij al zijn vrienden – was de mens én schrijver één persoon. Iedereen in zijn omgeving noemde hem Ward Ruyslinck. In de biografie heb ik hier ook voor gekozen. Ik schrijf over het leven van de mens én auteur Ward Ruyslinck zonder onderscheid. Ik schrijf alleen over Raymond De Belser waar het zijn kinderjaren betreft, in die gevallen dat het specifiek gaat om zijn relatie tot zijn eerste vrouw en in enkele gevallen met betrekking tot zijn ambtelijk werk.
[i] Dr. C. Offringa, ‘De biografie als probleem: kanttekeningen bij een biografie van Annie Romein’. In: Ons Erfdeel, 1989, jg. 32, nr. 3, 1989, p.397-400.
[ii] Zie de lijsten op de pagina’s ‘primaire bibliografie’, ‘secundaire bibliografie’ en ‘geraadpleegde archieven’ van deze website.